Zuchtend stapte de merrie tussen de laaghangende takken van het wilgenwoud door. Haar hoofd hing voor haar borst en het pad voor haar was nauwelijks te onderscheiden in het schemerduister. Ze was de wanhoop nabij, haar gedachten waren een puinhoop en wat moest ze nu doen? Alles was zo overhoop gehaald dat ze het niet meer wist, ze wist niet meer waar ze heen wilde en niet meer wie ze was. Haar ouders hadden haar in de steek gelaten en met een eigenaardig pijnlijke klap had ze zich beseft dat ze er alleen voor stond. Weg was de veilige haven die ze altijd had gehad, er was niemand meer op wie ze terug kon vallen.
En maakte het nog iets uit? De ooit zo energieke merrie, die wat terug te zeggen had op iedereen, dochter van de trotse Nirvana en krachtige Cionoadh, was niet meer.
Achter haar zakte de zon steeds lager en zette de wereld in vuur en vlam, maar Ithilwen besteedde er geen aandacht aan. Langzaam raapte ze zichzelf weer bij elkaar,
Ze wist dat er hier ook andere paarden rondliepen, paarden die ze onder ogen zou moeten kunnen komen. Want ook al was het niet veel, ze had de eer van haar ouders om hoog te houden. Hoeveel ze hen ook verweet, ze zou ze nooit en te nimmer neerhalen, daar was ze gewoonweg het type niet voor.
Met zachte plofjes kwamen haar hoeven neer op de mossige ondergrond, de geur van water sijpelde haar neus binnen dus zette ze koers naar het meertje dat hier verscholen lag.
Eenmaal aangekomen bij het water sperde haar ogen open, zelfs in de toestand waar ze in verkeerde was het onmogelijk om de schoonheid niet op te merken. Vuurvliegjes legden een zacht licht over het water, weerkaatsten op het oppervlak en creëerden een droombeeld voor haar ogen. Ze hield haar adem in, bijna bang om de onwerkelijkheid te verstoren.
Zo ging ze op in de wonders voor haar dat ze de geluiden achter haar niet opmerkte. Pas toen het gekraak harder werd en dichterbij kwam rukte ze zich los van het meer en keek plotseling op haar hoede achterom. Haar lichte ogen hadden een sprankje van hun oude levendigheid terug gekregen, toch was de doffe waas nog steeds aanwezig.
[Open!]
6. Wanhoop
En maakte het nog iets uit? De ooit zo energieke merrie, die wat terug te zeggen had op iedereen, dochter van de trotse Nirvana en krachtige Cionoadh, was niet meer.
Achter haar zakte de zon steeds lager en zette de wereld in vuur en vlam, maar Ithilwen besteedde er geen aandacht aan. Langzaam raapte ze zichzelf weer bij elkaar,
Ze wist dat er hier ook andere paarden rondliepen, paarden die ze onder ogen zou moeten kunnen komen. Want ook al was het niet veel, ze had de eer van haar ouders om hoog te houden. Hoeveel ze hen ook verweet, ze zou ze nooit en te nimmer neerhalen, daar was ze gewoonweg het type niet voor.
Met zachte plofjes kwamen haar hoeven neer op de mossige ondergrond, de geur van water sijpelde haar neus binnen dus zette ze koers naar het meertje dat hier verscholen lag.
Eenmaal aangekomen bij het water sperde haar ogen open, zelfs in de toestand waar ze in verkeerde was het onmogelijk om de schoonheid niet op te merken. Vuurvliegjes legden een zacht licht over het water, weerkaatsten op het oppervlak en creëerden een droombeeld voor haar ogen. Ze hield haar adem in, bijna bang om de onwerkelijkheid te verstoren.
Zo ging ze op in de wonders voor haar dat ze de geluiden achter haar niet opmerkte. Pas toen het gekraak harder werd en dichterbij kwam rukte ze zich los van het meer en keek plotseling op haar hoede achterom. Haar lichte ogen hadden een sprankje van hun oude levendigheid terug gekregen, toch was de doffe waas nog steeds aanwezig.
[Open!]
6. Wanhoop