"Pearl?" I hear the familiar voice without even knowing who the messenger is. After a few minutes of waiting, the huge and white-colored body of a stallion passes me. It is my dad. I recognize his face, his voice... Even the way he walks. With an easy, and almost automatic move I bow down - let my head rest on my white with darkbrown colored chest. Wasn't he dead? Yes, he was. He is. Am I dreaming? I can't remember. It feels so real, só real, that I'm sure I can feel it in my whole body (even when it's a dream) when I'm waking up in the morning. The last thing I see and hear before he's gone, are his last movements. And his voice. I listen to the last words he will ever speak to me. "You have to travel where life travels, following its permanent lead. Where the air tastes like snow music. Where grass smells like fresh-born Eden. You would pass no man, no stranger, no tragedy or rapture. You would bathe in a world of sensation. Love, goodness and simplicity."
Een zucht. Getik van hoeven. Gekras van een groep meeuwen dat opvloog en de wijde wereld besloot te ontdekken. Opnieuw een zucht. Een plotselinge ingreep van schaduw waarbij de wolken de zon overheersten. Het gezoem van een vredige libelle. Een knal - en schrok. De schrok was afkomstig van Pearl's eigen lichaam en met een ruk schoten haar ogen open. Een rilling gleed over haar ruggengraat en trok door tot in haar hoeven. Haar groene pupillen wenden snel aan het felle licht dat de zon met zich meebracht. Met een snelle beweging van haar hoofd scande ze de omgeving. Ze stond in het midden van het strand en het woeste water van de zee was het enige wat geluid produceerde. De droom van daarnet was zo echt geweest. Hoe het kon wist ze niet, maar het leek wel alsof ze midden in haar droom besefte dat het niet echt was. Enkel een droom. Maar zo echt. Dat kwam voornamelijk zo aangezien dit zich ooit in de werkelijkheid had afgespeeld, toen ze een maand of twee was. Nooit had ze het zich kunnen herinneren, tot nu. In een droom - haast een flashback te noemen -, werd ze aan haar vader herinnerd. Aan zijn laatste woorden. Wijze woorden. En hij had gelijk. De bries die de zeewind met zich meebracht kalmeerde haar. Het bracht haar opgejutte ademhaling weer in een normaal tempo. Wat de zeewind óók met zich meebracht was de overduidelijke geur van een ander paard. Een bekend paard, waarschijnlijk. Ze had gelijk; het witte lichaam van een merrie baande zich in haar richting. Ze had de merrie twee of misschien zelf één keer ontmoet, maar ze herkende haar direct. De nieuwe leidster van de Horcrux - de merrie die Nar van haar troon heeft gestoten. 'Een tijd niet gezien, Fether.' zei ze, een beetje terughoudend. Bang voor Fether was ze niet, ook al moest ze toegeven dat ze best intimiderend overkwam. Voornamelijk omdat ze een slechte kudde leidde, waarschijnlijk. De terughoudenheid was meer om niet meteen vijandelijk over te komen, maar ook niet het idee van vriendelijkheid op te wekken.
Een zucht. Getik van hoeven. Gekras van een groep meeuwen dat opvloog en de wijde wereld besloot te ontdekken. Opnieuw een zucht. Een plotselinge ingreep van schaduw waarbij de wolken de zon overheersten. Het gezoem van een vredige libelle. Een knal - en schrok. De schrok was afkomstig van Pearl's eigen lichaam en met een ruk schoten haar ogen open. Een rilling gleed over haar ruggengraat en trok door tot in haar hoeven. Haar groene pupillen wenden snel aan het felle licht dat de zon met zich meebracht. Met een snelle beweging van haar hoofd scande ze de omgeving. Ze stond in het midden van het strand en het woeste water van de zee was het enige wat geluid produceerde. De droom van daarnet was zo echt geweest. Hoe het kon wist ze niet, maar het leek wel alsof ze midden in haar droom besefte dat het niet echt was. Enkel een droom. Maar zo echt. Dat kwam voornamelijk zo aangezien dit zich ooit in de werkelijkheid had afgespeeld, toen ze een maand of twee was. Nooit had ze het zich kunnen herinneren, tot nu. In een droom - haast een flashback te noemen -, werd ze aan haar vader herinnerd. Aan zijn laatste woorden. Wijze woorden. En hij had gelijk. De bries die de zeewind met zich meebracht kalmeerde haar. Het bracht haar opgejutte ademhaling weer in een normaal tempo. Wat de zeewind óók met zich meebracht was de overduidelijke geur van een ander paard. Een bekend paard, waarschijnlijk. Ze had gelijk; het witte lichaam van een merrie baande zich in haar richting. Ze had de merrie twee of misschien zelf één keer ontmoet, maar ze herkende haar direct. De nieuwe leidster van de Horcrux - de merrie die Nar van haar troon heeft gestoten. 'Een tijd niet gezien, Fether.' zei ze, een beetje terughoudend. Bang voor Fether was ze niet, ook al moest ze toegeven dat ze best intimiderend overkwam. Voornamelijk omdat ze een slechte kudde leidde, waarschijnlijk. De terughoudenheid was meer om niet meteen vijandelijk over te komen, maar ook niet het idee van vriendelijkheid op te wekken.
Samen met Fether
45. Libelle
45. Libelle