May the odds be in your favor
Hij was pas net aangekomen in Dreamhorses maar vond het al vele malen beter dan waar hij vandaan kwam. Ook al was hij nog maar een paar paarden tegen gekomen, ze waren allemaal even aardig geweest.
Enkele dagen verbleef hij nu al in de Gletsjers, hij wist nu al waar alle gevaarlijke spleten zaten en waar je veilig kon lopen.
Al veel paarden waren hier onderuit gegaan had hij gehoord, maar hij was niet makkelijk onderuit te halen.
Met al zijn gewicht leunde hij op zijn stevige achterbenen en gleed enkele meters naar beneden, ontweek een gevaarlijke kloof en vervolgde zijn weg.
Mustafa vond de Gletsjers nog niet zo gevaarlijk als de Drakenberg, maar wel gevaarlijker dan het moeras en de rivier.
Hoewel zijn plan was om Dreamhorses door te reizen en in het zuiden en het oosten te blijven, waar het warm was. Maar dit hier beviel hem wel. Misschien zou hij wel naar de vallei gaan, en daar blijven. Dan kon hij zo naar die gevaarlijke plekjes van Dreamhorses reizen, wat paarden treiteren of misschien vrienden- of vijanden natuurlijk- te maken.
De enkele paarden die hij tegen gekomen was vroegen hem of hij ‘goed’, ‘slecht’ of ‘neutraal’ was. Hij had geen antwoord kunnen geven, het enigste wat hij zei was; ‘Dat zal ik nog wel leren deze jaren.’ En hij vertelde de waarheid.
Waar Mustafa vandaan kwam was er geen ‘goed’, ‘slecht’ of ‘neutraal’. Daar waar hij woonde was je voor de Oude Goden, of de Nieuwe Goden.
De Nieuwe Goden waren de Goden die er pas drie eeuwen waren, en dat was weinig want, de Oude Goden waren al bijna twintig eeuwen bij ons. Ze hielpen ons door de zware en de minder zware tijden heen, tenminste, dat zeiden Mustafa’ zijn ouders en grootouders. Maar of hij ze moest geloven.
Plots werd hij wakker geschud uit zijn gedachtes en herinneringen door een geluid dat hem niet bekend voor kwam. Net als een nieuwe geur, die hij nog niet eerder geroken had.
De geur van een paard, misschien een eerste vriend, of een eerste vijand.
‘Hallo?’ Riep hij over de stille ijsvlakte, wachtend op een antwoord.
Hij was pas net aangekomen in Dreamhorses maar vond het al vele malen beter dan waar hij vandaan kwam. Ook al was hij nog maar een paar paarden tegen gekomen, ze waren allemaal even aardig geweest.
Enkele dagen verbleef hij nu al in de Gletsjers, hij wist nu al waar alle gevaarlijke spleten zaten en waar je veilig kon lopen.
Al veel paarden waren hier onderuit gegaan had hij gehoord, maar hij was niet makkelijk onderuit te halen.
Met al zijn gewicht leunde hij op zijn stevige achterbenen en gleed enkele meters naar beneden, ontweek een gevaarlijke kloof en vervolgde zijn weg.
Mustafa vond de Gletsjers nog niet zo gevaarlijk als de Drakenberg, maar wel gevaarlijker dan het moeras en de rivier.
Hoewel zijn plan was om Dreamhorses door te reizen en in het zuiden en het oosten te blijven, waar het warm was. Maar dit hier beviel hem wel. Misschien zou hij wel naar de vallei gaan, en daar blijven. Dan kon hij zo naar die gevaarlijke plekjes van Dreamhorses reizen, wat paarden treiteren of misschien vrienden- of vijanden natuurlijk- te maken.
De enkele paarden die hij tegen gekomen was vroegen hem of hij ‘goed’, ‘slecht’ of ‘neutraal’ was. Hij had geen antwoord kunnen geven, het enigste wat hij zei was; ‘Dat zal ik nog wel leren deze jaren.’ En hij vertelde de waarheid.
Waar Mustafa vandaan kwam was er geen ‘goed’, ‘slecht’ of ‘neutraal’. Daar waar hij woonde was je voor de Oude Goden, of de Nieuwe Goden.
De Nieuwe Goden waren de Goden die er pas drie eeuwen waren, en dat was weinig want, de Oude Goden waren al bijna twintig eeuwen bij ons. Ze hielpen ons door de zware en de minder zware tijden heen, tenminste, dat zeiden Mustafa’ zijn ouders en grootouders. Maar of hij ze moest geloven.
Plots werd hij wakker geschud uit zijn gedachtes en herinneringen door een geluid dat hem niet bekend voor kwam. Net als een nieuwe geur, die hij nog niet eerder geroken had.
De geur van een paard, misschien een eerste vriend, of een eerste vijand.
‘Hallo?’ Riep hij over de stille ijsvlakte, wachtend op een antwoord.