Elegant draafde de merrie door de Taiga. Haar staart trots geheven, en als een echte arabier paradeerde ze door dit Godvergeten oort. Eerlijk gezegd was ze verdwaald. Alles leek hier verschrikkelijk veel op elkaar. De naaldbomen die je overal zag en identiek aan elkaar oogden. De grond die bezaaid was met een dikke laag naalden en waar een pad in uitgesleten was oogde overal hetzelfde. De kraaien en andere vogels die hun - soms prachtige, soms enorm valse - liederen zongen. De wind die suisde om je oren en pijn deed in je ogen, neus en oren. Al was het heerlijk weer, de merrie was verdwaald en dat stemde haar ongerust.
De witte merrie draafde nog altijd door. Sinds ze Aragorn uit het oog verloren was was ze alleen geweest. Al had ze zich uiteindelijk wel kunnen wassen. Ze was onderweg een beekje tegen gekomen waar ze door heen gelopen was. Al oogde het beekje minder diep dan het was. Ze stond al gauw tot haar schouders in het water. Toch was Gracefull ongerust over de hengst. Hij zou zich wel redden, dat wist ze wel. Maar die wolven waren de domste niet. Gracefull had nog uren uit wilde angst gerent tot ze er zeker van was dat ze weg waren. Ze had gerent tot de zon al bijna op kwam. Toen stortte ze in bij een boom van vermoeidheid die haar met iedere seconde meer onderuit geslagen had. Toch was ze ongerust over Aragorn. Ze hoopte van harte dat hij het overleefd had en de wolven afgeschud had. Het waren er - dacht ze - veel te veel voor een paard. Nu ze er zo over na dacht had ze geen idee hoe veel het er waren geweest. In haar ogen was het een hele roedel maar het kon er ook maar een zijn. Het zou niet de eerste keer zijn dat haar verbeelding op hol sloeg.
Ze schrok op en hield direct halt toen een wel heel erg bekende geur haar reukzintuigen prikkelden. Haar oren vlogen naar de richting waar de geur vandaan kwam. Ze keek en hoopte direct een silhouet te kunnen beschouwen maar hij was nog te ver weg. De geur van de hengst prikkelde in haar neus. Het leek alsof ze elkaar al jaren kenden, wat in werkelijkheid een aantal maanden was. Ze snoof en begon in de richting van de hengst te draven. Haar manen lagen rommelig over haar hals. Al misstond het haar zeker niet. Met elegante passen en haar hals gekruld draafde ze. De merrie zag een silhouet op doemen aan de horizon. Het maakte dat ze haar passen wat veruimde. Vlak voor de hengst kwam ze tot stilstand. "Aragorn.." klonk haar melodieuze stem. De zon scheen fel aan de hemel en de vogels zongen nog altijd. De merrie schudde met haar hals en keek Aragorn met haar bruine ogen rustig aan.
De witte merrie draafde nog altijd door. Sinds ze Aragorn uit het oog verloren was was ze alleen geweest. Al had ze zich uiteindelijk wel kunnen wassen. Ze was onderweg een beekje tegen gekomen waar ze door heen gelopen was. Al oogde het beekje minder diep dan het was. Ze stond al gauw tot haar schouders in het water. Toch was Gracefull ongerust over de hengst. Hij zou zich wel redden, dat wist ze wel. Maar die wolven waren de domste niet. Gracefull had nog uren uit wilde angst gerent tot ze er zeker van was dat ze weg waren. Ze had gerent tot de zon al bijna op kwam. Toen stortte ze in bij een boom van vermoeidheid die haar met iedere seconde meer onderuit geslagen had. Toch was ze ongerust over Aragorn. Ze hoopte van harte dat hij het overleefd had en de wolven afgeschud had. Het waren er - dacht ze - veel te veel voor een paard. Nu ze er zo over na dacht had ze geen idee hoe veel het er waren geweest. In haar ogen was het een hele roedel maar het kon er ook maar een zijn. Het zou niet de eerste keer zijn dat haar verbeelding op hol sloeg.
Ze schrok op en hield direct halt toen een wel heel erg bekende geur haar reukzintuigen prikkelden. Haar oren vlogen naar de richting waar de geur vandaan kwam. Ze keek en hoopte direct een silhouet te kunnen beschouwen maar hij was nog te ver weg. De geur van de hengst prikkelde in haar neus. Het leek alsof ze elkaar al jaren kenden, wat in werkelijkheid een aantal maanden was. Ze snoof en begon in de richting van de hengst te draven. Haar manen lagen rommelig over haar hals. Al misstond het haar zeker niet. Met elegante passen en haar hals gekruld draafde ze. De merrie zag een silhouet op doemen aan de horizon. Het maakte dat ze haar passen wat veruimde. Vlak voor de hengst kwam ze tot stilstand. "Aragorn.." klonk haar melodieuze stem. De zon scheen fel aan de hemel en de vogels zongen nog altijd. De merrie schudde met haar hals en keek Aragorn met haar bruine ogen rustig aan.