Stoffig…
Dat was de eerste gedachte die bij hem opkwam terwijl hij langzaam zijn ogen opende en ook gelijk weer sloot om het felle zonlicht buiten te sluiten.
‘Oef.’ Was de reactie die hem verliet op dit brute ontwaken. Door een klein spleetje probeerde de hengst te zien waar hij was beland. De wereld was vannacht te donker geweest om meer te weten te kunnen komen dan dat de grond redelijk zacht was en een boom hem enige bescherming kon bieden tegen de weersomstandigheden. Nu zag hij het de lage bosjes en zanderige grasvlakte die reek zover als het oog zag.
Een diepe geïrriteerde zucht ontsnapte hem, waarom nou weer hier? Had hij niet ergens op een beschut plekje neer kunnen storten, het liefst met een beekje en vers gras binnen hoefbereik, maar nee, Vil moest zo nodig weer de meest verlaten plek die hij ooit had gezien uitkiezen om in slaap te vallen.
Met een kleine krachtinspanning zette de bruine schimmel zich af van de grond en ging gelijk maar verder met het uitschudden van zijn slanke lichaam. Zand stoof in de rondte en daalde langzaam weer neer. Ondanks de al fel schijnende zon was het nog behoorlijk fris op dit barre gebied, een rilling trok over zijn ruggengraat en liet zijn tanden klapperen.
Misschien was het een goed idee om erachter te komen hoe de rest van deze vreemde wereld eruit zag, Vilardain begon met het diep opsnuiven van de lucht, verse en verouderde geuren prikkelden zijn zintuigen. Hij rook de mest van een ander paard en nu hij de zielige stam bekeek die door moest gaan voor de “beschermende boom” waaronder hij had gelegen zag hij plukjes vacht en huidvet dat zich had afgezet op het schors. Nadenkend draaide hij zich om en bekeek de grond, zijn eigen hoefsporen kruisten her en der met oudere sporen, geen ervan was van de afgelopen tijd.
‘Hmmm, leeft hier dan niemand?’ Zijn stem was schor van de dorst en hij klakte met zijn tong, eerst maar eens op zoek naar wat water. Vil kon zich nog vaag herinneren dat hij gister door een stroompje heen was gebaggerd, de opgedroogde modder op zijn benen bewees zijn gelijk. Het leek de hengst het verstandigst als hij zijn stappen terug volgde en keek waar hij uitkwam. Zich uitrekkend sperde zijn neusgaten plotseling wijd open, een zachte bries dreef een nieuw luchtje naar hem toe, die van een paard wel te verstaan. Zou hij hinniken?
Zijn blik dwaalde over de omgeving en hij ving in de verte een beweging. Zo te zien was het onnodig om zichzelf kenbaar te maken, daar het oprijzende stof zijn richting uit leek te komen.
Open!
Dat was de eerste gedachte die bij hem opkwam terwijl hij langzaam zijn ogen opende en ook gelijk weer sloot om het felle zonlicht buiten te sluiten.
‘Oef.’ Was de reactie die hem verliet op dit brute ontwaken. Door een klein spleetje probeerde de hengst te zien waar hij was beland. De wereld was vannacht te donker geweest om meer te weten te kunnen komen dan dat de grond redelijk zacht was en een boom hem enige bescherming kon bieden tegen de weersomstandigheden. Nu zag hij het de lage bosjes en zanderige grasvlakte die reek zover als het oog zag.
Een diepe geïrriteerde zucht ontsnapte hem, waarom nou weer hier? Had hij niet ergens op een beschut plekje neer kunnen storten, het liefst met een beekje en vers gras binnen hoefbereik, maar nee, Vil moest zo nodig weer de meest verlaten plek die hij ooit had gezien uitkiezen om in slaap te vallen.
Met een kleine krachtinspanning zette de bruine schimmel zich af van de grond en ging gelijk maar verder met het uitschudden van zijn slanke lichaam. Zand stoof in de rondte en daalde langzaam weer neer. Ondanks de al fel schijnende zon was het nog behoorlijk fris op dit barre gebied, een rilling trok over zijn ruggengraat en liet zijn tanden klapperen.
Misschien was het een goed idee om erachter te komen hoe de rest van deze vreemde wereld eruit zag, Vilardain begon met het diep opsnuiven van de lucht, verse en verouderde geuren prikkelden zijn zintuigen. Hij rook de mest van een ander paard en nu hij de zielige stam bekeek die door moest gaan voor de “beschermende boom” waaronder hij had gelegen zag hij plukjes vacht en huidvet dat zich had afgezet op het schors. Nadenkend draaide hij zich om en bekeek de grond, zijn eigen hoefsporen kruisten her en der met oudere sporen, geen ervan was van de afgelopen tijd.
‘Hmmm, leeft hier dan niemand?’ Zijn stem was schor van de dorst en hij klakte met zijn tong, eerst maar eens op zoek naar wat water. Vil kon zich nog vaag herinneren dat hij gister door een stroompje heen was gebaggerd, de opgedroogde modder op zijn benen bewees zijn gelijk. Het leek de hengst het verstandigst als hij zijn stappen terug volgde en keek waar hij uitkwam. Zich uitrekkend sperde zijn neusgaten plotseling wijd open, een zachte bries dreef een nieuw luchtje naar hem toe, die van een paard wel te verstaan. Zou hij hinniken?
Zijn blik dwaalde over de omgeving en hij ving in de verte een beweging. Zo te zien was het onnodig om zichzelf kenbaar te maken, daar het oprijzende stof zijn richting uit leek te komen.
Open!