“We believe in ordinary acts of bravery, in the courage that drives one person to stand up for another.”
~ Veronica Roth, Divergent
Ventus stapte richting de Watervallen. Het was zo lang geleden dat hij daar was geweest. Hij had vaak rond dezelfde plek gelopen. Zo had hij maar weinig andere paarden leren kennen en hij wou het zo houden eigenlijk. Hij was soms wat chagrijnig en hij werkte alles altijd uit op anderen. Waardoor hij een behoorlijk slechte indruk kon maken. Dus hij was beter alleen. Hij had zijn hoofd deze keer niet laag hangen maar hij was omhoog. Terwijl hij doorstapte verkende hij de omgeving. Zoveel was er niet veranderd. Alhoewel hij er al ongeveer een halfjaar niet meer is geweest…Hij hoorde het water al stromen. Zijn oortjes gingen naar voren en hij begon een lichte draf. Het was zomer en Ventus had zijn zomervacht te vroeg gekregen. Dus hij ruifde nog maar heel zacht. Hij genoot van de zachte bries die de hitte verkoelde. Het was nu ook niet gloeiend heet maar het was zomer. En dat, was heerlijk. Eindelijk die koude winter voorbij, al dat plakkerige sneeuw. Nee, nu was er enkel een zon die soms wat kon branden op je rug. Maar acht dat was beter na al dat sneeuw. Al die koude.
Ventus had gehoord van de stichting van een nieuwe neutrale kudde. Hij had bij Utopia gezeten maar daar is niks meer van over. Hij moest toegeven dat hij soms de neiging had om toch terug te gaan in een kudde. Maar hij twijfelde. Hij twijfelde over alles. Altijd. Toen hij nog zo een klein ding was, was hij verschrikkelijk gemeen. Daarna werd hij te aardig. En nou ja, nu is hij een gebroken geval. Nutteloos. In oorlogen zou hij niks kunnen doen, niet kunnen helpen. Hij zou er gewoon staan, versteend. Hij zou zich erbuiten houden. Je zou het laf kunnen noemen. Maar hij is gewoon… Gebroken. Hij was niet meer zo levendig, zo rebels. En dat is het punt. Het punt waarom hij terug moet in een kudde. Om zijn oude spirit weer te vinden. Misschien heeft hij daarna weer een greep op zijn leven. Dan kan hij er iets mee doen. Ach, hij zal zijn best doen.
Dus het was zo goed als duidelijk. Hij zou er weer bij gaan. Maar toch… Er was altijd een stemmetje in zijn hoofd. ‘Waarom zou je erbij gaan? Je zet jezelf enkel voor schut. Je houd het amper 3 seconden uit met een ander paard, of je zegt weer iets verkeerd.’ En het stemmetje bracht altijd alles tot twijfelen. Ook nu weer gebeurde het. Ventus kwam aan bij de watervallen. Bij het rustigste deeltje kwam hij tot stilstand. En hij duwde zijn neus in het koude water. Het was even wennen. Als je de hele tijd een hete zon op je neus hebt en dan in koud water. In ijskoud water. Hij trok zijn hoofd weer omhoog. Maar zijn hoofd bleef boven het water hangen. Toen het water enkel nog bewoog door de stroming, zag hij zichzelf. Zijn ooit zo’n twinkelde ogen staarde nu vaag voor zich uit. Hij was zelf helemaal dof geworden. Het licht in hem doofde. En hij stond op het randje. Maar hij zou zich eruit redden. Net op tijd. Hij glimlachte zachtjes. Het maakte zijn zelfbeeld al veel beter. Hij trok zijn hoofd helemaal omhoog en ging naar achter. Hij twijfelde geen seconde meer. Een licht schorre hinnik verliet zijn mond. Of het gehoord zou worden was niet zeker. Ventus voelde zich wat ongemakkelijk, hij wist niet wie de groep leidde. Dus ook niet hoe hij of zij eruit zag. Hij wist heel weinig van de kudde. Enkel dat hij neutraal was en de Utopia heeft vervangt. En nou, dat was genoeg voor hem. Oke, het was misschien een beetje dom. Ventus keek om zich heen terwijl de secondes voorbij tikte. Hij was zenuwachtig. Want de kans dat hij dit verpeste was groot. En er was maar een neutrale kudde. Dus hij mocht het gewoonweg niet verpesten. Hij moest twinkelen en blij zijn. Dan zou het lukken. Enkel dan. Hij liet een vage glimlach tevoorschijn komen. Terwijl hij verder wachtte. Hij kon behoorlijk ongeduldig zijn. Maar hij hield zich in, kuddeleiders hebben het nu eenmaal druk.
Hij draaide zich wat meer naar het bos om. Van daar zou de leider normaal tevoorschijn moeten komen. Ventus wist dat hij zichzelf moest gaan bewijzen. En het feit dat hij niks van de kudde af wist, maakte dat moeilijk. Hoe zou hij ooit zichzelf kunnen gaan bewijzen? Van Utopia wist hij al redelijk veel toen hij erin mocht... Maar het was hem makkelijk gemaakt. Maar nu... Het is een nieuwe kudde. Dus hij wist niet wat hij moest verwachten. Je zou denken dat ze momenteel iedereen aanpakken omdat er nog weinig of geen leden zijn. Maar Ventus wist beter. Dat zouden ze nooit doen... Het zou ze zwak maken. En het is niet omdat neutraal geen kant kiest, dat dat zwak is. Nee, het is juist slim. Zij die neutraal kiezen zijn slim. Denken veel beter na. Niet dat de goede of de slechte dom zijn. Dat niet. Maar ze kiezen, en als je van slecht naar goed gaan ben je laf. En omgekeerd ben je voor eeuwig een verrader. Nou eigenlijk, dat ben je altijd als je overstapt. En dat, dat is dom. Ventus had zijn voorkeur naar neutraal altijd wel gehad. Mat het feit dat zijn ouders allebei anders waren. Hij wou nooit kiezen: slecht of goed? Want dan hoort hij: Je vader of je moeder? Natuurlijk zou hij ondertussen voor zijn moeder gaan. Maar daarvoor ging hij voor zijn vader. En wat kwam er van? Een dode merrie. Ventus schudde zijn hoofd. Het was nu eenmaal zo, hij was dom geweest. Maar dat was niet meer. Het is veranderd. Hij is veranderd.
-Lloyd