i'm on the pursuit of happiness and I know everything that shine ain't always gonna be gold
Herinneren.Vergeten.Verloren.
Onbevangen en onschuldig danste de jonge merrie als het ware door het landschap, haar passen elegant, sierlijk, niet te evenaren door een ander. Een vervaagde glimlach lag rond haar mond, haar witte oortjes nieuwschierig naar voren gepriemd. Dus dit was haar nieuwe woonplek.. Een thuis zou ze het nooit noemen, want een thuis had ze niet meer. Ze was een zwerver, altijd in haar eentje. Alleen, vergeten door de wereld die haar ooit zo mooi had geleken en nu gevuld was met monsters. De wind streek zachtjes door haar spierwitte manen en ze maakte een overgang naar de stap, genietend van de warme zon die op haar rug scheen. Het heuvellandschap was hier werkelijk prachtig, haar donkere ogen fonkelden bij het machtige aangezicht.
Uiteindelijk bleef ze staan, op een top van een heuvel en stond ze doodstil, als een standbeeld. Enkel de wind die met haar manen en staart speelde zorgde voor beweging. Ze stond gewoon en kéek. Haar aankomst hoefde ze niet te melden met veel vertoon, zo zat ze niet in elkaar. Het was enkel zíj, meer hoefden anderen niet te zien. Meer was ze ook niet. Op deze manier overzag ze de heuvels, zag ze enkele paarden en rook ze de geur van véle paarden die zich ergens anders in het gigantische grote gebied schuil hielden en vergat het evensnel als ze het had gezien.
Herinneren.Vergeten.Verloren.
Onbevangen en onschuldig danste de jonge merrie als het ware door het landschap, haar passen elegant, sierlijk, niet te evenaren door een ander. Een vervaagde glimlach lag rond haar mond, haar witte oortjes nieuwschierig naar voren gepriemd. Dus dit was haar nieuwe woonplek.. Een thuis zou ze het nooit noemen, want een thuis had ze niet meer. Ze was een zwerver, altijd in haar eentje. Alleen, vergeten door de wereld die haar ooit zo mooi had geleken en nu gevuld was met monsters. De wind streek zachtjes door haar spierwitte manen en ze maakte een overgang naar de stap, genietend van de warme zon die op haar rug scheen. Het heuvellandschap was hier werkelijk prachtig, haar donkere ogen fonkelden bij het machtige aangezicht.
Uiteindelijk bleef ze staan, op een top van een heuvel en stond ze doodstil, als een standbeeld. Enkel de wind die met haar manen en staart speelde zorgde voor beweging. Ze stond gewoon en kéek. Haar aankomst hoefde ze niet te melden met veel vertoon, zo zat ze niet in elkaar. Het was enkel zíj, meer hoefden anderen niet te zien. Meer was ze ook niet. Op deze manier overzag ze de heuvels, zag ze enkele paarden en rook ze de geur van véle paarden die zich ergens anders in het gigantische grote gebied schuil hielden en vergat het evensnel als ze het had gezien.
Voor Seneca ^^.