-Helaas heb ik nog geen plaatje. Vind niemand die tijd voor me wil maken-
Een schimmel kleurige merrie dwaalde tussen de bomen. De bomen waren groot en gezond. Vast omdat hier een grote bron water in de buurt was. Ze voelde een warme zon op haar stralen. Onder haar hoeven hoorde ze wat takken kraken. De zomer had een prachtige kleur. Veel groen en ook een groot aantal bloemen. Helaas kon ze niet van deze kleurrijke omgeving genieten. Haar omgeving was zwart. Niets was er te zien. Ze kon zich wel voorbeelden hoe de wijde wereld er uit zag. Ze had altijd gehoopt om te genezen. Dat haar blinde ogen maar voor een tijdje zo waren. Maar helaas. Ze wist dat ze voor eeuwig in de donkere omgeving zal leven. Maar haar andere instincten waren beter ontwikkeld. Ze hoorde scherp. Ze rook heel ver. En ze voelde de minste trillingen. Ze hield haar hoofd laag. Haar oren vlogen alle kanten op. Ze hoorde de vogels fijn zingen. Een heerlijke lied dat haar wereld wat opfleurde. Ze hoorde een paar meters ver ook wat hazen rondhuppelen. Op zoek naar voedsel. Haar ogen waren wit. Haar lange witte manen verstopte die ogen wat. Ze wilde totaal niet opvallen dat zei een zwakke plek had. Af en toe hief ze haar hoofd op. Opeens rook en hoorde ze een rivier. Ze merkte dat ze bij de Meander was. Ze had wel heel veel dorst. Dus besloot ze er naar toe te gaan. Maar ze moest dan heel alert zijn. Waar water is zijn roofdieren te zien. Eu te horen, ruiken en voelen. Behoedzaam verplaatste ze zich traag naar het water. Ze bleef ook nog een lange tijd stilstaan en onderzocht haar omgeving. Uiteindelijk merkte ze geen gevaar op en stapte naar het water toe om te drinken. Maar dat kan ook gevaarlijk zijn. Roofdieren konden ook zwemmen. Zoals een krokodil die haar makkelijk naar de bodem sleepte. En ze wilde graag nog vele jaren overleven. Ach ze wist wel niet wat haar bestemming was. Ze was wel een echte vechter. Ze kon heel goed vechten ondanks ze blind was. Al moest ze nog heel veel oefenen.
Een schimmel kleurige merrie dwaalde tussen de bomen. De bomen waren groot en gezond. Vast omdat hier een grote bron water in de buurt was. Ze voelde een warme zon op haar stralen. Onder haar hoeven hoorde ze wat takken kraken. De zomer had een prachtige kleur. Veel groen en ook een groot aantal bloemen. Helaas kon ze niet van deze kleurrijke omgeving genieten. Haar omgeving was zwart. Niets was er te zien. Ze kon zich wel voorbeelden hoe de wijde wereld er uit zag. Ze had altijd gehoopt om te genezen. Dat haar blinde ogen maar voor een tijdje zo waren. Maar helaas. Ze wist dat ze voor eeuwig in de donkere omgeving zal leven. Maar haar andere instincten waren beter ontwikkeld. Ze hoorde scherp. Ze rook heel ver. En ze voelde de minste trillingen. Ze hield haar hoofd laag. Haar oren vlogen alle kanten op. Ze hoorde de vogels fijn zingen. Een heerlijke lied dat haar wereld wat opfleurde. Ze hoorde een paar meters ver ook wat hazen rondhuppelen. Op zoek naar voedsel. Haar ogen waren wit. Haar lange witte manen verstopte die ogen wat. Ze wilde totaal niet opvallen dat zei een zwakke plek had. Af en toe hief ze haar hoofd op. Opeens rook en hoorde ze een rivier. Ze merkte dat ze bij de Meander was. Ze had wel heel veel dorst. Dus besloot ze er naar toe te gaan. Maar ze moest dan heel alert zijn. Waar water is zijn roofdieren te zien. Eu te horen, ruiken en voelen. Behoedzaam verplaatste ze zich traag naar het water. Ze bleef ook nog een lange tijd stilstaan en onderzocht haar omgeving. Uiteindelijk merkte ze geen gevaar op en stapte naar het water toe om te drinken. Maar dat kan ook gevaarlijk zijn. Roofdieren konden ook zwemmen. Zoals een krokodil die haar makkelijk naar de bodem sleepte. En ze wilde graag nog vele jaren overleven. Ach ze wist wel niet wat haar bestemming was. Ze was wel een echte vechter. Ze kon heel goed vechten ondanks ze blind was. Al moest ze nog heel veel oefenen.