Wit was de wereld gekleurd door alle sneeuw en ijs. Elke keer leek er wel meer uit de hemel te vallen. Paden werden glad, gras was nauwelijks meer te vinden, dieren hielden hun winterslaap, de wilde paarden verdwenen. In het bos was het stil, vogels vloten deze dagen niet. Het enige geluid wat te horen was, waren de voetstappen van een donkerbruine hengst. Geen snelle passen, maar toch dreunde ze goed door in de grond. Een bladerdak beschermde hem niet meer tegen de sneeuw wat naar beneden viel. Elke sneeuwvlok dwarrelde neer op zijn lichaam. Hoe langer de vlok er lag hoe slechter je hem ging zien. Uiteindelijk was er dan ook niets meer van over. Het enige wat over bleef was water. Filco zijn bruine wintervacht zat hem totaal niet in de weg. Integendeel zelfs. Op dit moment was hij erg dankbaar dat hij hem had. Als wild paard liep je niet met een deken rond, had je geen lekkere warme stal en moest je wel een wintervacht hebben om de winter door te komen. Bij elke pas die hij zette kwam hij steeds dichter bij het meer. Alle plassen waar je drinkwater kon vinden waren bevroren, het meer was groter dus was de kans op bevriezing minder groot. De plassen die hij had open weten te breken met zijn hoeven waren ongeschikt geweest om uit te drinken. Vissen stierven door de kou en het zuurstof tekort in het water, hierdoor werd het water ongeschikt om te drinken. Filco zijn gelaatsuitdrukking veranderde toen hij het meer zag. Er zat geen beweging in het water. Ijs had zich verzameld op het water. Her en der zaten er wat wakken in het ijs. Gemaakt door dieren die wouden drinken. Geen van de wakken stond hem aan om uit te drinken, het had gewoon zijn voorkeur niet. Bij de rand van het meer bleef hij stilstaan. Damp wolkjes kwamen uit zijn neusgaten bij elke keer dat hij uitademde. Voorzichtig begon hij met zijn hoef een aantal keer op het ijs te slaan in de hoop dat het makkelijk zou breken. Toen dit niet gebeurde zette hij er kracht achter. In een regelmatig ritme sloeg hij tegen het ijs aan tot het brak. Zijn warme neus stak hij naar beneden richting het koude water. Gretig begon hij van het ijskoude water te drinken tot hij merkte dat hij niet meer alleen was. Langzaam hief hij zijn hoofd en zette een pas achteruit waarna hij de grond afspeurde naar iets eetbaars. Wanneer hij aangesproken zou worden zou hij wel kijken wie hem op deze plek vergezelde.
Voor iedereen
Voor iedereen