Rustig liep Courage over het bloemenveld. Ze stopte even om aan een stukje gras te knabbelen en liep toen rustig weer verder. De zon ging onder, en Courage stond even stil om de ondergaande zon te bekijken. De lucht kleurde langzaam oranje, en Courage vond dat dit één van de mooiste dingen was die ze ooit had gezien. Het gras en de bloemen kleurden prachtig bij de oranje lucht, en Courage moest gewoon blijven staren tot de zon helemaal verdwenen was achter de horizon. De hemel werd steeds donkerde naarmate de zon zich steeds verder achter de horizon verschool, en het zou niet lang meer duren tot het donker zou worden. Courage draaide zich om en zag achter zich al de vage omtrek van de maan en een paar sterren. Langzaam begon ze weer te lopen. Het had weinig zin om hier ze blijven staan tot het donker was, en dan vervolgens nog een slaapplek te moeten zoeken in het donker, met de kans om aangevallen te worden door een of ander beest. Ze wou net overgaan in draf, toen ze de geur van een ander paard rook. Ze draaide zich met een ruk om, en zaag in de verte een ander paard. Ze wist niet of het andere paard goed of slecht was, maar besloot het, het voordeel van de twijfel te geven en ernaar toe te gaan. Toen ze vlak naar het paard stond begroete ze haar. “Hallo, ik ben Courage, en met wie heb ik het genoegen?” Vroeg ze. Normaal was ze nooit zo beleefd, maar je wist mar nooit.
[& Lexy]
[& Lexy]