Je bent niet ingelogd. Log in of registreer je

The dark one rises! ~OPEN~

2 plaatsers

Ga naar beneden  Bericht [Pagina 1 van 1]

1The dark one rises! ~OPEN~ Empty The dark one rises! ~OPEN~ ma 20 jan - 22:43

Drafnar

Drafnar

The dark one rises! ~OPEN~ Kader002
Zware stappen, een donkere schaduw die over de grond schraapt. Zijn hoeven voelden zwaar in het warme zand. Zijn zwarte vacht trok de warmte aan van de zon en zijn ademhaling was zwaar. Waarom was hij hier naartoe gekomen? De woestijn, het was geen plek voor hem, hij haatte het en daarom was hij hier. Omdat alles wat haat was dat was hij. Hij had geen zin om gezellig in en wei te zitten grazen. Geen zin om in koel gras te gaan zitten. Hij had geen zin om zijn hoeven te laten rusten. Hij wilde bloed zien. Warm rood bloed, dode kilte. De woestijn was een dode plaats, daarom was hij hier zo graag. Toch ook al was het dood het had een heleboel licht. Waardoor zijn zwarte vacht nog steker afstak. Het was lang geleden dat hij nog een ander paard had ontmoet. Hij was liever op zich zelf. Hij had geen zin om zich te laten doen door idiote lievelingetjes. Hij was niet lief, en dat zou hij ook niet worden. Het enigste wat goed was aan een ander paard was dat hij met ze kon spelen. Een doden spel. Je bleef beter uit zijn beurt. Vrienden, dat had hij niet, vijanden… Hij hield van vijanden en hij kon er niet genoeg hebben. Daar kon hij tenminste wat mee doen. Familie, zijn familie was uitgemoord. De meesten waren door hem gestorven. Het was een kille avond geweest en hij had er genoeg van gehad. Ja hij had zijn ouders aangevallen en ja ze waren gestorven door zijn doen. Zijn broers en zussen waren gevlucht. Niet dat het hem veel kon schelen. Nu waren ze ook al lang naar de hel gesteurd. Alleen jammer dat hij ze zelf niet had kunnen afmaken. Maar hij had zijn wraak gehad en nu, nu was hij rusteloos. Hij had niets meer te doen dan rond te trekken. Hij verveelde zich, meer dan ooit. Het ergste was dat hij geen doel meer had. Andere paarden konden hem niet meer schelen. Doden, doden. Mocht hij nu doden zou hij er geen enkel plezier aan beleven. Eerst moest hij een doel hebben, en dat doel, zocht hij hier. Op deze kale plaats. Het zand voelde zwaar onder zijn hoeven, maar het had ook iets rustigs. Alsof het hem wilde sussen. Zijn ademhaling werd weer rustiger. Hij schudde zijn hoofd. Terwijl zijn zwarte ogen zochten naar iets wat hij niet kon zien. Hij schraapte met zijn hoef over de grond. Het enigste wat hier miste was het geluid van het kille gesteente. Drafnar vond wat hij zocht een schaduw plek onder kalle rotsen. Daar liet hij zijn vacht langzaam afkoelen. Hij wist niet hoe blij hij was met deze schaduw. Hij zou eigenlijk verder moeten reizen in de kille nacht. De nacht was zijn thuis, daar hoorde hij nu eenmaal. Maar door de onrust in zijn ziel kon hij er niets aan doen dat hij verder moest. Wat zocht hij? Wat had hij nu nodig?
Iemand om mee te spelen, om zich zelf terug te vinden. Een slachtoffer dat is wat hij zocht, iemand die hem terug in de juiste richting kon steuren. Iemand die het niet erg vond om te sterven door ‘the black one’ want dat was wat hij was. ‘The black one..’ dat was hoe ze hem noemden. Zo werd hij genoemd in geruchten die kudde leden over hem vertelden. Geruchten die hij zelf in staat had gebracht. Door bloedbladen te veroorzaken. Hoeveel waren er gestorven door de onrust in zijn hard? Alleen als hij bloed had werd hij rustig en nu was hij al te lang droog? Zijn zwarte ogen keken weer naar de kille kale vlakte. Alsof de vlakte zijn zwarte hard weerkaatsten. Welke duivel was hij geworden? The black one… Hij was een zwarte duivel, zoekend naar bloed. Dromend van vrede in zijn eigen hart. Vrede die hij niet kon vinden. Zijn ouders, zij hadden hem zo ver gejaagd, zij hadden hem in de duisternis gezet. Vervloekt dat was wat hij was. Maar vond hij dat wel zo erg? Neen hij hield van de koele duisternis die hem omringde. Misschien zou hij ooit terug gaan… Terug naar het licht. Alleen om het terug te doven. Hij sloot zijn ogen, een warme wind omringde hem. Het fluisterde… de stemmen van de doden. Tenminste dat was wat hij ooit had gehoord. Hij luisterde graag naar verhalen, zeker als ze over hem gingen. Niet dat ze allemaal waar waren. Maar ze mochten van hem overdrijven. Ze mochten zeggen wat ze wilden, zolang hij maar afgetekend werd al the black one. Zolang hij Drafnar was. Doden, ja hij had gemoord en neen hij had er geen spijt van. Ja hij zag graag bloed… Maar wat zouden ze er aan gaan veranderen? Hij was nu eenmaal zo gemaakt. Hij was nu eenmaal eenzaam geweest. Hij had het niet zo zeer als een moord gezien. Meer als een straf. Ja hij had zijn familie gestraft voor het leed dat ze hem hadden aangedaan. Het leed van hem dat alleen tot hem toebehoorde en geen ander moest kennen. Een geheim die hij dicht bij zich hield. Hij zuchte terwijl hij zijn ogen terug open deed. Zijn vacht was weer wat afgekoeld, zijn hoeven voelden niet langer zwaar. Hij kon weer vertrekken. Maar toch bleef hij staan. hij zou wachten op de nacht. Hij bewoog zijn oren even toen hij gehinnik hoorde. Hij bromde, geen zin om ook maar enig contact met iemand te maken. Hij steigerde even. Toch dit was misschien een mooie kans om zijn kunsten terug uit te halen. Toch maar eerst zien wie zijn slagtoffer zou gaan worden… Wie was de onwetende die misschien verstrengeld zou raken in zijn webben? Of werd het een vijand die hij zou gaan eren. Iemand waarmee hij iets kon? Zou er bloed gaan vloeien… Misschien hield hij zich beter gedeisd. Tenminste voor nu. Tot de tijd rijp was om terug te herrijzen. Uit de donker zwarte assen.

~Open~

Remember

Remember

When I’m good I’m  good, but when I’m  bad I’m  better


Lopen was zwaar in dit zand, de droogte brandde in zijn keel. Zijn witte hoeven sleepte over de grond en lieten een spoor achter dat snel werd weggevaagd door de in het rond vliegende zandkorrels. Je zou denken dat nu er een zachte wind stond de dodelijke woestijn iets beter uit te houden zou zijn: het was, zo mogelijk, nog erger. De benauwde stikhete wind liet alle zandkorrels zachtjes in het rond blazen en hij moest zijn ogen tot spleetjes knepen om te voorkomen dat ze zijn ogen in vlogen. Remember moest zeggen, nu hij zichzelf tot ‘badass’ had bekroond, zelf prefereerde hij andere woordkeuzes, badass was zo bevoordeeld. Het woord ‘badass’ horende dacht Remember eerder aan cynische, in het rond moordende gekken dan echt aan zichzelf. Hij was niet de typische slechterik, als die überhaupt al bestond. Hij was ook niet de perfecte slechterik, als díe überhaupt al bestond. De perfecte slechterik zou diegene zijn voor wie iedereen angst had, wiens naam niet uitgesproken werd omdat men te bang was voor hem, waar iedereen vijf mijl uit de buurt zou blijven. Hmmm, de rust. Maar die slechterik was er sowieso niet, het was de eenentwintigste eeuw, tegenwoordig liep iedere goedzak rond met zo’n arrogante kop dat er moeilijk nog over angst gesproken kon worden. Een scheve glimlach gleed rond zijn lippen, ze zouden er wel komen, misschien pas in de drieëntwintigste eeuw, maar ze kwamen er wel.
De woestijn was nooit echt zijn favoriete plek geweest. De meeste ‘slechteriken’ voelden zich hier thuis. Een flauwe grinnik gleed over zijn lippen, alsjeblieft zeg. Geen een paard zou van deze plek houden. De dorst was te tergend. Al die slechte paarden dachten dat ze van de plek hielden, omdat alle slechte paarden dat toevallig deden. Remember had zelf eventjes gedacht dat deze plek misschien wel zijn nieuwe thuis ging worden, de doodse stilte in de woestijn het nieuwe geluid van zijn levenslied zou worden. Echter was de kans klein. Als hij hier ooit uit was, als hij er überhaupt uit kón komen,
Het slecht zijn beviel Remember wel, gewoon nergens om geven, geen liefde, geen vriendschap, het hoefde niet meer. Niemand zou nu nog iets goeds van hem verwachten, hij zou niet hoeven op te leven naar verwachtingen, hij hoefde niet te doen wat andere van hem verwachten. Want wie zou nog van hem verwachten dat hij zou luisteren? Het was ironisch hoe iedereen altijd dacht dat het slecht zijn om moorden ging, om vechten, hoewel Remember nog geen een moord had gepleegd, nog nooit.
Weer glimlachte hij, denkend aan de tijd waarin hij zich bij Dawn had gevoegd en samen een kudde had geleid. Zijn mondhoeken verstrakte, hij had haar niet moeten vertrouwen. Natuurlijk wou ze hem wegwerken, natuurlijk zou die smerige, vieze rotmerrie een leugen over hem verzinnen. Die als een lopend vuurtje verspreiden en vervolgens zorgen dat iedereen zich tegen hem keerde. Hij was woedend geweest, hij was nog steeds woedend. Maar hij was afgekoeld en de woede had zich omgedraaid in een veel erge haat. Zijn koelbloedige haat borrelde onder hem voort, bepaalde iedere actie die hij zette, ieder woord dat hij sprak. En als hij de kans ooit zou krijgen, zou hij direct Dawn’s miezerige hoofd van haar romp afscheuren, zij zou de eer krijgen om als zijn eerste moord te dienen en hij zou het goed doen. Een wraakzuchtige glimlach gleed over zijn lippen terwijl hij nadacht over alle verschillende manieren waarop hij haar kon vermoorden.
Oké, het was zijn eigen fout dat hij de merrie had gedekt, maar zij had hem verleid en hij gaf haar gewoon graag de schuld. Magnifico moest eens weten, ze zou ziedend zijn, maar niemand was perfect. Was zij niet degene die, ondanks haar o zo overtuigende liefde voor hem, toegestaan had om gedekt te worden door een hengst waarvan ze gewoon kon rúiken dat hij niet deugde? Hij was tenminste niet echt meer verbonden geweest aan hun partnerschap. Hij had al zo veel excuses verzonnen dat het gewoon zielig werd.
Hij was zo in gedachten verzonken dat hij de zwarte fries die in de verte opdook niet eens had opgemerkt. Hij zuchtte, ja die rust waar hij zo net nog over na had gedacht zou er voor hem nog niet in zitten. Hij deed geen enkele moeite om echt naar de hengst te kijken en bleef gewoon verveeld een paar meter van hem stilstaan. Toen pas keek Remember op, de fries was imposant, zijn spieren waren duidelijk zichtbaar onder zijn as zwarte huid. Er was een voordeel aan de plek die de fries had uitgekozen, in elk geval stond Remember nu in de schaduw en kon hij een beetje afkoelen en op adem komen. Hij eindigde zijn keuring bij de ogen van de zwarte Fries. Remember keek hem fronsend aan en schatte de omstandigheden in. `Mag ik je erop wijzen dat jíj op míjn pad staat, en aangezien ik geen zin heb om nog een meter verder naar links af te wijken om te voorkomen dat ik weer rondjes ga lopen, wil ik je vriendelijk vragen om eventjes een paar metertjes naar links te gaan, mij erlangs te laten en weer een paar metertjes naar rechts,’ met gemaakte vriendelijkheid glimlachte Remember naar de hengst, hoewel zijn ogen niet mee lachte. Dit was een van de voordelen aan het slechtzijn; in elk geval nam niemand het je kwálijk als je niet aan de kant wou.

Drafnar

Drafnar

The dark one rises! ~OPEN~ Kader002
Het zand bewoog langzaam mee in de wind. Het leek vredig te zijn. De woestijn golfde voor zijn ogen, de zon dat de aarde hier opwarmde leek altijd te branden en leek geen rust pauze te nemen. Regen zou je hier bijna nooit hebben. Veel leven was er hier dan ook niet. Veel dorre grassen. Maar als je goed zocht onder het zand kon je wel een paar sappige wortels vinden. Om hier te over leven had je die wortels nodig. Vooral omdat je water hier in de woestijn ook niet zo snel vond. Hij bleef staan waar hij stond, geen zin om zich ook maar te bewegen. Zijn zwarte vacht was weer koel geworden en zijn hoeven waren ook weer afgekoeld. Met zijn zwarte ogen volgde hij de zon en de schaduwen die over de grond liepen. Terwijl de tijd langzaam voorbij liep luisterde hij naar de stemmen van de wind. Wachtend op de komst van iets of iemand. Hij voelde hoe zijn spieren zich spanden, elke keer dat de wind in zijn oren fluisterde. Waarna hij ze weer rustig liet ontspannen. Nu was er nog geen reden om zich druk te maken. Er was niemand te zien en hij verwachte ook niet veel volk en toch. Toch kon hij gezworen hebben een hinnik gehoord te hebben. Misschien was de warmte naar zijn hoofd geschoten en begon hij te hallucineren. Misschien had hij vocht tekort. Toch hij had genoeg gedronken voor weer verder te trekken en zijn maag was ook vol met sappige wortels. Neen waarschijnlijk was het de wind die met zijn hoofd had gespeeld. Hij stampte lichtjes op de grond. Schrapend om het zand onder zijn hoever wat weg te werken. Hij vond het verschrikkelijk irritant als er zand tussen zijn hoeven bleef zitten. Warm zacht zand…
Het bracht veel herinneringen terug. Herinneringen aan zijn familie… Zijn gestorven familie, het enige zuivere bloed van zijn familie tak dat overschoot was hij. Mocht hij sterven dan zou de naam van zijn familie worden vergeten. Ze mochten zijn familie vergeten, ze mochten hem vergeten dat hadden ze altijd al gedaan. Nog een reden dat hij zijn familie had gehaat. Neen hij had ze niet gahaat. Hij had van ze gehouden veel zelfs en toch, toch had hij een eind aan ze gemaakt. Hij had ze eigenlijk een geschenk gegeven. Want anders hadden ze verder moeten leven met een vloek als hem! Want zou hadden ze hem toch genoemd: Een vloek. Een vloek voor de familie ja dat was, wat hij was geweest. Iedereen stralend bruin of wit. Dat was de kleur van zijn gezin geweest en hij een zwarte hengst. Een duivel, ‘The black one.’ Het was niet dat hij er voor had gevraagd om zwart te zijn. Alsof hij daar een keuze over had gehad. Hij was er wel dankbaar voor nu, zonder dat was hij nooit geweest wie hij nu was. Zou hij de dingen die hij had gedaan nooit overwogen hebben. Nu was hij tenminste vrij.
Zijn gedachten werden onderbroken door de vigeur verschijnend in de verte. Hij bromde even. Het was eerst niet duidelijk zichtbaar. Het was wit en bewoog, het kwam dichter en dichter zijn richting uit. Een valse glimlach verscheen rond zijn lippen. Dus een wit paard kwam zijn kant op? Wit het werd zo snel vuil. Zijn ogen leken even op te vlammen. Bloed wit werd snel vuil door bloed. Dat prachtig rood, warm bloed. Maar vandaag zou hij geen bloed verspillen. Daar was het misschien iets te warm voor. Maar zien wie hij voor zich zou krijgen, zou geen probleem worden.
De wind gierde langzaam voort terwijl het witte beest steeds dichter en dichter bij kwam. Het leek wel even te duren. Maar hij was blij dat er tenminste iemand hier was. Het was een ouder paard. Tenminste ouder dan hem. De witte hengst bleef een paar meter van hem af staan. Alsof die niet eens door had dat hij daar stond. Je kon niet zeggen dat de witte hengst er slecht uit zag. Het zag er een stevige kerel uit. En toch… ” Mag ik je erop wijzen dat jij op mijn pad staat, en aangezien ik geen zin heb om nog een meter verder naar links af te wijken om te voorkomen dat ik weer rondjes ga lopen, wil ik je vriendelijk vragen om eventjes een paar metertjes naar links te gaan, mij erlangs te laten en weer een paar metertjes naar rechts,” Vriendelijk vragen hé? Het beste was nog dat hij er een vriendelijke glimlach bij kreeg. De glimlach was niet oprecht want de ogen van de hengst lachten niet mee. Wat nog erger was, was dat de hengst een commando had gegeven, ook al had hij het dan nog zo vriendelijk gevraagd. ”Jou pad?!” het was niet echt een vraag. Toch kwam het er wel een beetje zo uit. Zijn stem was rustig, maar er zat geen emotie in zoals altijd. Hij bekeek de hengst voor hem nog eens goed. Hij kon zonder probleem een paar meter naar links of rechts gaan. Maar hij zou deze hengst dat plezier niet hunnen. Verder had hij gewoon zin om lastig te zijn. Het was zo lang geleden dat hij een ander paard had gezien. Nu dat hij er één voor zich had kon hij die kans niet laten gaan. ”Draai je om en huppel terug van waar je komt.”
Zijn stem klonk nog altijd rustig en emotie loos. Hij keek de hengst voor zich kil aan. Je zou ook geen emotie in zijn ogen vinden. Alleen koele kilte, zwart als de nacht. Koud als de wind en angstaanjagend als de dood. ”Dan kun je zeker niet verloren lopen.” Hij had wel respect voor oudere dieren. Het betekende dat je sterk genoeg was om te overleven in deze wereld en daar had hij respect voor. Maar niet voor iemand die zomaar vriendelijk kwam vragen om aan de kant te gaan. ”Ik heb trouwens ook het gevoel dat jij hier niet thuis hoort in deze woestijn.” Vervolgde hij zijn woorden de hengst nog eens onderzoekend. ”Dus ga naar huis nu je nog kan!” De hengst voor hem zou hem eigenlijk dankbaar moeten zijn voor zijn raad. In deze woestijn kon je niet zomaar overleven. Dus als de witte hengst slim was keerde die terug. Verder was het ook een test dat Drafnar nu gaf. Hij wilde de reactie van de hengst meten. Hij wilde weten met wie hij hier te maken had. Als de hengst een verkeerde reactie zou geven. Dan zou hij Drafnar’s aandacht ook al snel kwijt gaan spellen.

Gesponsorde inhoud



Terug naar boven  Bericht [Pagina 1 van 1]

Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum