he learned to live half alive
and now she wants him one more time
Het leven was prachtig. Met moordlust begaafd. Donker. Duister. Kil. IJzig. De hemel was bezaaid met donkere wolken. Regen was gevallen. Zou vallen. De hele dag. Onweer en bliksem hadden de hele nacht hun best gedaan om angst in het land te brengen. En met succes. Weinig dieren durfden zich openbaar te tonen. Slechts enkelingen kwamen onder de beschutting vandaan. Waagden zich in de grote plassen water. Zwemmend, soppend. Nat. Háár manen hingen in slierten langs haar hals. Plakten er tegenaan, vies en vuil. Donkerder dan ooit werd haar vacht met dit weer. Haast zwart, met dat chocoladekleurige tintje. Een glimlach had haar mondhoeken omhooggetild. Langzaam en zorgvuldig, bang om teveel vreugde in het land op te wekken. De storm had haar hersenen doen slapen. Haar brein doen uitrusten zodat ze er nu weer met frisse wind in haar hoofd tegenaan kon. Een vogel vloog over. Poepte voor haar neus, zonder zich te schamen. Smalend was de glimlachende blik in zijn ogen. Schamper was zijn gekras. Fronsend rimpelde haar neus. Walgend en bedenkelijk. Waarom zíj? ~Een antwoord op die vraag was er niet. Zou er nooit zijn, en wilde nooit komen. Toch wíst ze het antwoord. Was ze er zeker van. Net zo zeker als ze wist dat het winter ging worden. Zeer binnenkort zouden de eerste sneeuwvlokken vallen. Ondanks de zomerse dagen die zo nu en dan nog heersten, zou de koude zijn intrek spoedig doen. En dán kon het echte léven pas beginnen.and now she wants him one more time
Nu al genietend van het feit van alle trieste gebeurtenissen die zouden passeren, danste ze door het land. Langs de oever van de rivier die voor sommigen ontzéttend gevaarlijk was. Ze lachte erom. Had spot in haar ogen. Een masker voor haar gezicht gehouden. Híj was het die arriveerde. Híj was het die haar gezichtsveld vulde. Wat deed hij hier? Waaróm was hij hier? Even kneep ze haar ogen samen. Bestudeerde ze hem ‘geïnteresseerd’. Alsof ze de lucht peilde om te zien wanneer de regen zou vallen. ’Dag m’n lief. Ik was al bang dat ik je nóoit zou ontmoeten.’ Luchtig en nonchalant was haar stemgeluid. Haar manier van doen was gelijk aan die van iemand die een oude bekende die via verhalen had gehoord dat híj hier was. Haar glimlach was liefjes, haar ogen glinsterden groenig. Ze was niet wie ze dácht dat ze was. ’Waar was jij toen ik je nodig had? Heb je de zon zien ondergaan in het kwaad? De donder en bliksem zien opkomen om haar te verdrijven? Of ben je slechts weggeweest om je hiervoor af te sluiten. De natuurelementen die het aanschouwen waard zijn.’ Wellicht zou er verwarring op zijn gezicht te lezen zijn. Maar ze keek door hem heen. Boorde haar ogen diep in de zijne. Op zoek naar antwoorden die hij mogelijkerwijs niet had.
~Rememberrr