“WAAAAAAAAAAAH!”
Enkele vogels vlogen op, verontwaardigd krassend en piepend. Hun vleugelslagen werden overstemd door het gelach van een bundeltje oranjerode vacht dat van de heuvels af tolde met hoge snelheid, sneller en sneller, verder en verder. Alleen geruis en gebonk weerklonk in zijn oren, zijn benen zwiepten alle kanten op en vochtig gras liet groene plekken achter op zijn pluizige vacht. Hij lachte uitbundig en voelde uiteindelijk hoe hij vaart begon te minderen en het dal tussen twee heuvels in bereikte. Hij wentelde zich nog enkele keren heen en weer in het lange gras en bleef toen kort liggen, liet zijn oogleden voor zijn ogen glijden en sloot zich af van de wereld. Zwart omringde hem terwijl zijn ademhaling langzaamaan weer op pijl kwam, en zijn borstkas regelmatiger op en neer ging. Een zacht lachje rolde nog even kort over zijn lippen waarna hij zijn ogen weer opende om te kijken hoe er een mier over een grasspriet voor hem kroop. Hoe kon zo’n klein beestje zo’n doorzettingsvermogen hebben? Om de hele tijd door te gaan met het uitdagen en bevechten van die eeuwige vlakte van grassprieten? Waarschijnlijk kon de mier niet eens het einde hiervan zien. Geïnspireerd door die kleine mier besloot hij dat hij óók nooit op zou geven. Hij brieste kort en stond toen al veel behendiger dan vlak na zijn geboorte weer op, en schudde zich uit. Direct stond hij oog in oog met een ander. “Oohw.” Hij keek het paard bevreemd aan. “Wat doe jij nou hier?” Vroeg hij, over met de deur in huis vallen gesproken..Net alsof hij niet net lachend van een heuvel af gerold was. Eigenlijk had het niet in zijn planning gestaan dat hij door iemand gezien was terwijl hij zijn lol had, dus nu was hij redelijk verontwaardigd dat iemand hem zomaar had staan bespioneren terwijl hij even lag uit te rusten.
[Opeen~]
Enkele vogels vlogen op, verontwaardigd krassend en piepend. Hun vleugelslagen werden overstemd door het gelach van een bundeltje oranjerode vacht dat van de heuvels af tolde met hoge snelheid, sneller en sneller, verder en verder. Alleen geruis en gebonk weerklonk in zijn oren, zijn benen zwiepten alle kanten op en vochtig gras liet groene plekken achter op zijn pluizige vacht. Hij lachte uitbundig en voelde uiteindelijk hoe hij vaart begon te minderen en het dal tussen twee heuvels in bereikte. Hij wentelde zich nog enkele keren heen en weer in het lange gras en bleef toen kort liggen, liet zijn oogleden voor zijn ogen glijden en sloot zich af van de wereld. Zwart omringde hem terwijl zijn ademhaling langzaamaan weer op pijl kwam, en zijn borstkas regelmatiger op en neer ging. Een zacht lachje rolde nog even kort over zijn lippen waarna hij zijn ogen weer opende om te kijken hoe er een mier over een grasspriet voor hem kroop. Hoe kon zo’n klein beestje zo’n doorzettingsvermogen hebben? Om de hele tijd door te gaan met het uitdagen en bevechten van die eeuwige vlakte van grassprieten? Waarschijnlijk kon de mier niet eens het einde hiervan zien. Geïnspireerd door die kleine mier besloot hij dat hij óók nooit op zou geven. Hij brieste kort en stond toen al veel behendiger dan vlak na zijn geboorte weer op, en schudde zich uit. Direct stond hij oog in oog met een ander. “Oohw.” Hij keek het paard bevreemd aan. “Wat doe jij nou hier?” Vroeg hij, over met de deur in huis vallen gesproken..Net alsof hij niet net lachend van een heuvel af gerold was. Eigenlijk had het niet in zijn planning gestaan dat hij door iemand gezien was terwijl hij zijn lol had, dus nu was hij redelijk verontwaardigd dat iemand hem zomaar had staan bespioneren terwijl hij even lag uit te rusten.
[Opeen~]