De wereld zou vergaan. Hij zou overgenomen worden. Overgenomen door het enige nut in de wrede wereld: B.A.D.A.S.S.E.S. Zo werd het door hem genoemd. Maar hij ook, hij was een freak. Een vuile gek, een slechte duivel. Hij had geen emotie, hij had geen lach, hij had geen hart. Hij had niets. Hij had alleen een koude blik die je zo kon doodbliksemen. Zijn blik was vaak leeg en af en toe zag je een kleine grijns. Hij zou niet lachen, hij zou niet huilen, hij zou niets voelen. Zo was hij geboren. Zijn familie was ook anders. Ze waren niet normaal in hun hoofd. De ene had één oog, de ander kon niet praten. Nog iemand kon niets en was dom, en zoals hij was je stil, kil en leeg vanbinnen. Alsof hij gewoon geen organen meer had. Dat was zijn leven en alleen van hem en zijn zus. Dat was nog zoiets. Zij was ook anders dan anders. Ze was dom in haar hoofd. Zoals anderen het noemden: gehandicapt. Ze kende niets en ze stond achter. Ze was ouder dan ze zich gedroeg. Het zou later ophouden, maar nu moest ze continu beschermt worden. Hij zou ervoor zorgen zodra ze aangekomen was. Het was niet normaal. Ze waren nu eenmaal freaks. Ze zou met twee andere paarden gebracht worden. De hengst was eerder vertrokken om een goed gebied te zoeken waar ze zich thuis zou voelen. Dat was nu belangrijker dan zichzelf. Alles in zijn leven, was zijn zus. Niets anders. Geen merrie, geen kudde, niets. Zijn zus ging altijd voor. Dat was het leven. Het leven van: Daper.
De schim bewoog zich voort door het moeras. Het was midden in de nacht. Er was niets, gewoon niets. De maan zat achter de donkere wolken en verder hoorde je ook niets. Af en toe het geroep van een uil. De hengst waagde zich in het moeras. Zijn benen zakten af en toe in de modder, maar hij ging door. Het was tijd om zich te vestigen. Hij snoof luid en hief zijn hoofd hoog de lucht in. Zijn oren lagen tegen zijn zware schedel en zijn ogen stonden leeg. Zelfs geen emotie van uitdaging, kilheid of iets anders. Gewoon niets, leegte. Alsof hij een leeg dier was. Hij stopte met lopen en zijn benen zakten iets meer in door al het gewicht. Hij keek om zich heen terwijl hij alle geuren leerde kennen. Dit werd de plek. Hij zou hier gaan leven. Hij zou hier voor altijd staan en ronddwalen. Een kleine grijns sierde de lippen terwijl hij om zich heen staarde. Hij rook nieuwe dingen en ook paarden. Krokodillen lagen op de loer. Maar hij was niet bang voor zoiets. Hij sloeg met de lange staart heen en weer en hoorde gekraak in de struiken achter hem. Hij veegde de grijns van zijn snuit en bleef staan met zijn rug naar het dier. Plots liet hij van zich horen. Zijn koude stem met geen emotie.
"Goedenavond."
De schim bewoog zich voort door het moeras. Het was midden in de nacht. Er was niets, gewoon niets. De maan zat achter de donkere wolken en verder hoorde je ook niets. Af en toe het geroep van een uil. De hengst waagde zich in het moeras. Zijn benen zakten af en toe in de modder, maar hij ging door. Het was tijd om zich te vestigen. Hij snoof luid en hief zijn hoofd hoog de lucht in. Zijn oren lagen tegen zijn zware schedel en zijn ogen stonden leeg. Zelfs geen emotie van uitdaging, kilheid of iets anders. Gewoon niets, leegte. Alsof hij een leeg dier was. Hij stopte met lopen en zijn benen zakten iets meer in door al het gewicht. Hij keek om zich heen terwijl hij alle geuren leerde kennen. Dit werd de plek. Hij zou hier gaan leven. Hij zou hier voor altijd staan en ronddwalen. Een kleine grijns sierde de lippen terwijl hij om zich heen staarde. Hij rook nieuwe dingen en ook paarden. Krokodillen lagen op de loer. Maar hij was niet bang voor zoiets. Hij sloeg met de lange staart heen en weer en hoorde gekraak in de struiken achter hem. Hij veegde de grijns van zijn snuit en bleef staan met zijn rug naar het dier. Plots liet hij van zich horen. Zijn koude stem met geen emotie.
"Goedenavond."