Je bent niet ingelogd. Log in of registreer je

Welcome to my freaking world ~

2 plaatsers

Ga naar beneden  Bericht [Pagina 1 van 1]

Daper

Daper

De wereld zou vergaan. Hij zou overgenomen worden. Overgenomen door het enige nut in de wrede wereld: B.A.D.A.S.S.E.S. Zo werd het door hem genoemd. Maar hij ook, hij was een freak. Een vuile gek, een slechte duivel. Hij had geen emotie, hij had geen lach, hij had geen hart. Hij had niets. Hij had alleen een koude blik die je zo kon doodbliksemen. Zijn blik was vaak leeg en af en toe zag je een kleine grijns. Hij zou niet lachen, hij zou niet huilen, hij zou niets voelen. Zo was hij geboren. Zijn familie was ook anders. Ze waren niet normaal in hun hoofd. De ene had één oog, de ander kon niet praten. Nog iemand kon niets en was dom, en zoals hij was je stil, kil en leeg vanbinnen. Alsof hij gewoon geen organen meer had. Dat was zijn leven en alleen van hem en zijn zus. Dat was nog zoiets. Zij was ook anders dan anders. Ze was dom in haar hoofd. Zoals anderen het noemden: gehandicapt. Ze kende niets en ze stond achter. Ze was ouder dan ze zich gedroeg. Het zou later ophouden, maar nu moest ze continu beschermt worden. Hij zou ervoor zorgen zodra ze aangekomen was. Het was niet normaal. Ze waren nu eenmaal freaks. Ze zou met twee andere paarden gebracht worden. De hengst was eerder vertrokken om een goed gebied te zoeken waar ze zich thuis zou voelen. Dat was nu belangrijker dan zichzelf. Alles in zijn leven, was zijn zus. Niets anders. Geen merrie, geen kudde, niets. Zijn zus ging altijd voor. Dat was het leven. Het leven van: Daper.
De schim bewoog zich voort door het moeras. Het was midden in de nacht. Er was niets, gewoon niets. De maan zat achter de donkere wolken en verder hoorde je ook niets. Af en toe het geroep van een uil. De hengst waagde zich in het moeras. Zijn benen zakten af en toe in de modder, maar hij ging door. Het was tijd om zich te vestigen. Hij snoof luid en hief zijn hoofd hoog de lucht in. Zijn oren lagen tegen zijn zware schedel en zijn ogen stonden leeg. Zelfs geen emotie van uitdaging, kilheid of iets anders. Gewoon niets, leegte. Alsof hij een leeg dier was. Hij stopte met lopen en zijn benen zakten iets meer in door al het gewicht. Hij keek om zich heen terwijl hij alle geuren leerde kennen. Dit werd de plek. Hij zou hier gaan leven. Hij zou hier voor altijd staan en ronddwalen. Een kleine grijns sierde de lippen terwijl hij om zich heen staarde. Hij rook nieuwe dingen en ook paarden. Krokodillen lagen op de loer. Maar hij was niet bang voor zoiets. Hij sloeg met de lange staart heen en weer en hoorde gekraak in de struiken achter hem. Hij veegde de grijns van zijn snuit en bleef staan met zijn rug naar het dier. Plots liet hij van zich horen. Zijn koude stem met geen emotie.
"Goedenavond."

Panarea

Panarea

Haar bruine snuit rustte op haar voorbenen. Haar oren had ze tegen haar schedel aan gedrukt. Haar iets of wat pluizige staart had ze rond haar achterbenen liggen. 4 maanden was ze ondertussen. Het begin van haar leven was zwaar geweest, zwaarder als dat van anderen. Zondr ouders had ze rondgezorven. Op haar broer had ze wel kunnen rekenen. Hij was diegene die haar had gemaakt tot wat ze nu was. Een 4 maanden oude merrie die al meer over de wereld kende dan elk ander veulen van haar leeftijd. Je zag dat ze hier en daar wat grijze haren vertoonde. Iets wat ze altijd zou hebben. Haar lichaam was redelijk gespierd, redelijk groot. Panarea was geen klein paardje. Ze zou een groot paard worden door haar vader. Een duistere hengst die ze binnenkort zou ontmoeten. Een hengst waar ze over had horen praten. Ze noemden hem een monster, heerser van de dood. goedzakjes noemden hem een lelijk paard. Naar het schijnt verminkt door de geschiedenis. Panarea had hem nog nooit gezien. Toch wou ze hem ontmoeten. Ze zou zoveel van hem kunnen leren. Ze zou ook duister kunnen worden. Ze zou ook een kudde kunnen leiden.



Haar oren schoten recht. Ze opende haar gidzwarte ogen. Ze tilde haar hoofd op en duwde haar oren weer tegen haar schedel aan. Wie drong er haar gebied binnen? Ze snoof eens luid. Ze rook een nieuw paard. Ze hees zich omhoog en schudde haar eens uit. Kwestie van haar spieren wat los te gooien. Veel slapen deed ze niet, het was eerder een soort van je geest te laten rusten. Echt slapen kon ze niet. Ze lette altijd op als ze indommelde. Elk klein geluidje maakte haar weer super alert. Ze bracht haar lichaam in beweging, vertrok weg van de boom. Wat ze niet wist was dat dat de plek was waar haar moeder, Kharrea, ook altijd sliep. Zonder dat ze het wist had ze neit dezelfde gangen, dezelfde moordlust in haar ogen. Enkel was het vuur in haar ogen nog sterker, waren haar passen nog krachtiger. Ze leek gewoon de verbeterde versie van Kharrea. Groter, gespierder, strijdlustiger. De perfectie was nabij, nog 1 generatie zou moeten volgen. Al wist iedereen dat perfectie niet bestond. Panarea hoorde een stem uit de doodse stilte opwakkeren. Ze kwam langzaam tevoorschijn. Ze was een stuk kleiner als het paard voor haar. Nu was het nog normaal, ze was nog jong. Al had ze al de grote van een jaarling. "Wat moet je in mijn gebied?" Vroeg ze met haar prachtige stem. Toch begonnen de moordlustige klanken naar boven te komen. Je hoorde dat ze slecht was. Ze sloeg eens met licht pluizige staart tegen haar flanken aan en bekeek de hengst. "Hoe waag je het om op mijn grondgebied te komen?!" Ging ze verder. Haar neusgaten stonden wijd open en je zag het vuur branden in haar ogen. De ijskoude, moordende tonen waren nu duidelijk hoorbaar. Ze wist dat ze nooit van de hengst zou kunnen winnen maar ze zou wel aanvallen moest hij geen zinnig antwoord geven. Waarschijnlijk zag ze 9 van de 10 antwoorden als een fout en zou ze hem een beet geven.

Daper

Daper

De maan verscheen een aantal seconden om het gebied eens op te lichten. De lege blik was enorm goed te zien. Alsof hij een doffe kleur had die ziekheid uitstraalde. Ja, hij was ook ziek. In zijn hoofd. Hij grijnsde breed en wandelde verder door het moeras. Zijn benen hingen onder de modder, maar wat maakte het uit? Hij wilde hier iets zien. Hij wilde niet lachen, maar iets anders. Hij veegde de grijns weg en stopte weer een tijd later. De krokodillen lagen nu al bijna te slapen omdat hij niet echt een partij voor hun was. Hij was veel sneller en behandiger dan de dieren. En hij hoorde hier thuis, dat zullen ze wel voelen. Goed, als ze zouden aanvallen.. Hij stond paraat voor een gevecht. Hij had dan misschien een lange reis gemaakt, maar hij was enorm sterk en onverslaanbaar. Een onbekende geur drong zijn open neusgaten binnen en hij snoof nog eens luider. Damp kwam uit zijn neus en vervaagde in de lucht. Hij duwde zijn oren platter tegen zijn harde schedel en hief zij hoofd op. Zijn lege blik staarde naar de verte waar de geur vandaan kwam. Kom maar, kom maar. Hij grijnsde kort, maar die werd alweer weggeveegt toen er een klein beest op hem afkwam. Het deed hem denken aan zijn zusje, maar dit veulen kon van echte leeftijd jonger zijn. Dat was ze vast ook. Alleen kende hij het gedrag omdat zijn zus anders was en zich gedraagde als een jong veulen. Hij keek emotieloos naar beneden naar het kleine ding dat tegen hem begon te schreeuwen met een moordende stem. Je stem was heus niet alles en zo doen ook niet. Wat hielp het om te snauwen en een moordende stem aan te nemen? Hij keek kort naar de verte, stiekem nieuwsgierig of er nog een moederdier achter haar aan zou komen. Oh veulenlief, kom terug. Zometeen word je nog opgegeten.. Oh nee toch. Hij hield zich in om te lachen en richtte zich weer op het veulen. "Joù gebied? Ik zie hier nergens een naam op staan. Laat staan dat dit een kuddegebied is zonder een échte geur. En wat ik hier doe? Dan moet je eens goed nadenken met die kleine hersens van je." Zijn stem was leeg, net als zijn donkere ogen. Niet dat ze donker waren, ze leken een witte schijn te hebben als zijn blik leeg was. Anders waren ze voller en donkerbruin. Hij sloeg met zijn lange staart tegen de gespierde flanken aan en bekeek het veulen nog eens goed. "Voor zo'n klein en irritant dier te zijn, ben je best gespierd." Het was een klein compliment, maar het viel hem gewoon op. Dat zag je meteen aan haar. Al wist hij niet of het door de bouw en bloedlijn kwam, of doordat ze nu al trainde. Niet dat het hem iets kon schelen. Nee, het kon hem niets schelen. Het was immers niet zijn veulen of enige familie. Zijn familie was maar één iemand, een belangrijk iemand. Dapple. Hij snoof nogmaals en keek weer strak naar het kleine veulen met de donkere ogen.

Gesponsorde inhoud



Terug naar boven  Bericht [Pagina 1 van 1]

Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum