Myrane zwierf nu al een tijdje zonder haar moeder of vader rond. Hoe lang ze al zonder haar ouders was wist ze niet. Even bleef ze stil staan ze had last van haar achterbeen. De poema waardoor ze haar ouders kwijt was geraakt had haar eerst aangevallen. Op haar been zat een redelijk grote pijnlijke wond. Maar ze liep door ze moest door. Haar moeder zei dat ze moest lopen dat ze weg moest. Ze moest naar een veilig stuk gaan. Als haar moeder klaar was kwam ze achter Myrane aan. Maar tot nu toe had ze nog steeds haar niet gevonden. Myrane was helemaal alleen of haar moeder nog leefde of wat dan ook wist ze niet. Het was koud en ze wist niet wat te doen. Op dat was ze en dat wist ze ook. Ondanks dat er sneeuw lag ging ze toch liggen. Ze kon niet meer lopen haar been was te pijnlijk. Toen ze lag begonnen haar ogen zwaar te worden en viel ze bijna in slaap. Net toen ze in gedommeld was schrok ze omdat ze hoeven hoorde. Ze keek gelijk op en schrok nog een keer omdat ze een grote schim haar kant kan op kwam. Ze probeerde zich zo klein mogelijk te maken en stil te houden in de hoop dat de schim toch niet haar kant op kwam.
[&Smootie&Figaro]
[&Smootie&Figaro]