Het was muisstil aan het zilveren meer. Enkel het zachtte gekraak van hoeven verstoorde de heerlijke stilte. Ondanks dat de winter een dood seizoen was, bleef het zilveren meer een prachtig gebied. De sneeuw lag overal. De takken waren wit en leken zo minder dood. De zon scheen zachtjes over het gebied heen. Nojin's grote kastanjebruine ogen bekeken alles rustig. Zijn oren had hij neutraal hangen. Zijn staart hong trots in de hoogte en bewoog langzaam op het ritme van zijn stap. Zijn slanke lichaam bewoog ritmisch en zwevend. De vogels floten niet in dit seizoen, ze leken wel te slapen. Sommige dieren deden hun winterslaap. Dat zou pas iets zijn voor Nojin, alleen dan een herfstslaap. Hij haatte het slechte weer in de herfst. Alles leek dan pas dood en droevig. De winter vond hij opzich nog wel mooi. Dan kleurde alles wit en leek het terug mooier. Hij kreeg de glinsteringen van het grote meer in zicht. Het lag recht voor zijn neus. Het was prachtig en toch gewoon zichzelf. De zon toverde een gewoon meer om naar een prachtig iets waar je naar kon blijven kijken. Nojin hielt halt net voor het water. Langzaam strekte hij zijn hals, zette zijn lippen aan het water. Hij nam een paar slokken en rechtte zijn hals weer. Er drupten nog een paar druppels van zijn kin af. Hij schudde zijn hoofd eens en keek daarna de omgeving in. Hij was niet alleen, dat rook hij. Hij spitste zijn oren om te horen waar het paard zich bevond. Hij draaide zijn hoofd in de richting van het dier en wachtte af. Hij kon wel wat gezelschap gebruiken als hij eerlijk moest zijn.
[open voor iedereen]
[open voor iedereen]