De merrie liep door de sneeuw. In haar rechter achterbeen zat een raar tikje, bij elke stap die ze zette. De diepe wond op haar been was dan nog steeds niet honderd procent geheeld. Een groot litteken krulde over haar onderbeen. Het ontsierde haar lichaam, maar het was een teken van moed. Een teken van moed dat ze zich met alle macht tegen Cobrazarao had verzet. En ze had niet verloren, en niet gewonnen. Iets wat prima in haar ogen kleurde. Ze was sterk in de minderheid, maar toch. Met haar geweldige brein had ze in een tiende van een seconde een idee bedacht. Ze wist zogenaamd niets meer van haar verleden. Maar ze wist dat best. Ze deed er alles aan om dat monster alsnog zijn land te veroveren. Haar land terug te pakken. Hij had nu land dat in principe eigendom van haar was. Hij had haar hele kudde uitgemoord, vol van trouwe krijgers. Ze waren dan ook in de minderheid, maar haar dappere leden zou ze nooit vergeten. Al had ze zo tientallen die wraak op haar wilde. Maar iets wat haar deed dagen. Viel zij nou hem eerst aan? Wat een groot dom risico had ze genomen. Maar ze had van dat gewonnen. Al was het zo weer heroverd. Dat was een beetje jammer. Maar dat deerde niet. Haar neus ging langs de sneeuw. Cobrazarao van kort weer in dit land geweest, even als zijn zoontje, en nog enkele andere leden van de kudde. Een kudde waar zij zich in had gemengd. Ook al had ze een iets afwijkend ras, ze zat er wel in. Een mengelmoesje van Arabier en Fries. Ze stapte flink door. Ze bleef in het noorden, waar de kudde zo ook zich bevond. Ze moest minder opvallen, maar even alleen zijn moest ze. Al wantrouwde Cobrazarao haar duidelijk. Ze werd behandeld als een stuk vod, door hem en die hoge rangen van hem. Maar ze bleef in haar rol, en zo onschuldig als het maar kon. Al als hij tegen haar blafte wilde ze hem het liefste aanvliegen. Al was het een watje hoogste klasse. Hij had altijd wel een stuk of twintig leden bij zich. Hij durfde nooit alleen een gevecht aan. Ze zwiepte met haar staart tegen haar flank. Ze liet alle lucht die in haar longen zat uit, en haalde vervolgens weer diep adem om rustig verder te ademen, en te lopen. Ze sloot haar ogen even. Ze moest even alleen zijn, en niet dat er altijd tientallen ogen op haar stonde gericht. Ze voelde zich opgesloten. Maar zij was dan ook degene die extra in de gaten moest worden gehouden. Al had ze een poging gedaan Cobrazarao te verraden, dat was mislukt. Ze kwam niet weg. Maar nu had ze enkel Cobra gevolgd. Ze was en bleef een ster in zich verstoppen. Ze had zich bijna een week voor Cobra en zijn enorme leger verstopt. Maar nu zat ze ertussen. Ontsnappen was bijna onmogelijk.
Haar hoofd veerde een paar keer heen en weer door de lucht. Nieuwe geuren waren in haar reukveld gekomen. Terwijl ze eigenlijk van plan was niemand tegen het lijf te lopen. Voorzichtig zette ze een hoef op het ijs, van het enorme meer naast zich. Dat kraakte vervaarlijk toen ze erop leunde. Snel haalde ze het weer weg. Ze had geen zin risico te nemen. Ze wilde niet nat zijn. Ze slikte eens. Die moest oprotten. Ze wilde niets of niemand zien. Ze liet haar hoofd zakken. Als Cobra ook maar een spatje onbekendheid op haar zou ruiken, dan was het weer... Ze was al zo vaak onder iets uitgekomen, en al te vaak gestraft. Ze was eigenlijk een gevangene in haar eigen spel. En ze had geen idee om hier uit te komen. Ze had zichzelf totaal in de knoop gelegd. Ze was dom bezig. En daarom, vreesde ze voor haar leven. Ze was niet op haar beste punten fysiek. En mentaal was ze ook in de war. Ze moest te vaak smoezen bedenken. Ze moest te veel nadenken om de kleinste dingetjes. Om elke handeling die ze deed moest ze nadenken, en tot de puntjes uitwerken. En dat vond ze vreselijk. Ze kon niet meer doen wat ze wilde. En haar volgende plan was loners opscharrelen voor een geheel nieuw leger. En in gevecht te gaan met de almachtige Cobrazorao. Een bijna onmogelijke strijd, gedoemd te verliezen.
{{ open }}
Haar hoofd veerde een paar keer heen en weer door de lucht. Nieuwe geuren waren in haar reukveld gekomen. Terwijl ze eigenlijk van plan was niemand tegen het lijf te lopen. Voorzichtig zette ze een hoef op het ijs, van het enorme meer naast zich. Dat kraakte vervaarlijk toen ze erop leunde. Snel haalde ze het weer weg. Ze had geen zin risico te nemen. Ze wilde niet nat zijn. Ze slikte eens. Die moest oprotten. Ze wilde niets of niemand zien. Ze liet haar hoofd zakken. Als Cobra ook maar een spatje onbekendheid op haar zou ruiken, dan was het weer... Ze was al zo vaak onder iets uitgekomen, en al te vaak gestraft. Ze was eigenlijk een gevangene in haar eigen spel. En ze had geen idee om hier uit te komen. Ze had zichzelf totaal in de knoop gelegd. Ze was dom bezig. En daarom, vreesde ze voor haar leven. Ze was niet op haar beste punten fysiek. En mentaal was ze ook in de war. Ze moest te vaak smoezen bedenken. Ze moest te veel nadenken om de kleinste dingetjes. Om elke handeling die ze deed moest ze nadenken, en tot de puntjes uitwerken. En dat vond ze vreselijk. Ze kon niet meer doen wat ze wilde. En haar volgende plan was loners opscharrelen voor een geheel nieuw leger. En in gevecht te gaan met de almachtige Cobrazorao. Een bijna onmogelijke strijd, gedoemd te verliezen.
{{ open }}
Laatst aangepast door Aquilia op zo 19 feb - 1:42; in totaal 1 keer bewerkt