Zoom, zoom, zijn groene ogen zoomden in op het palominoachtige beest dat als een verdwaald puppy'tje over de prairie heen dwarrelt. Hij geeuwde. Uh. Waarom kwam hij de laatste tijd allemaal...Páárden tegen hier? Hij gromde. Páárden in Dreamhorses notabene.
Logica. Iets waar een paard als Sal al lang geleden mee gestopt was. Hij hield zijn hoofd scheef, keek naar de merrie alsof ze een prooi was, en hij de jager die nu besloot wat zijn aanvalstactiek zou zijn. Zijn groene ogen glinsterden op een waanzinnige manier. Zijn brede hoeven dreunden door in de grond, het korte, taaie gras geteisterd door de kracht waarmee hij ze in de aarde drukte. Zonder het zelf door te hebben: Je zou kunnen zeggen dat hij zijn eigen krachten niet kende. Maar in elk geval goed genoeg om zichzelf een gevecht in te storten en als een wild dier te keer te gaan, tot hij genoeg bloed geproefd had, genoeg botten had horen kraken. Allemaal van die kleine dingetjes in Sals leven waar hij van moest genieten..Hehe.
Hij liet zijn ogen een rondje rond tollen en grinnikte, een onnatuurlijk geluid, alsof hij nooit lachte. Daar kwam het ook op neer. Hij was uiterlijk een zeer koele hengst, die meestal anderen negeerde, tenzij hij in een bui was waarin hij alles aanvloog. Of als hij bedacht..Hij zou..Een praatje met die merrie aanknopen. Salvedirs praatjes waren altijd zeer uitzonderlijk. Uhuh. Aangezien hij een botte aardappel was, woorden als 'sociaal' en 'tactvol' niet aan hem besteed waren, en hij zich soms de helft van de tijd afvroeg: Wat moet dit dier van me en als hij/zij me aanvalt [of niet aanvalt], op welke manier zal ik dan mijn tanden in hem/haar laten zinken? Zal ik eerst nog een schop uitdelen? Zal ik ze braden boven een vuurtje, rauw houden, invriezen? Gebakken of gekookt? Etcetera, etcetera. Ons roodbruine gevaarte is zooo culinair ingesteld, weetje.
Maargoed, waar waren we. Het gras wordt ingedeukt en Salvedir de stoomlocomotief nadert doelwit. Palominokleurige merrie, alleen, hulpeloos. Lala.
Hij trok een denkbeeldige wenkbrauw op. Zijn eigen vacht, hoe gehavend, gescheurd en bezaaid onder vuil en plekken die verdacht veel op opgedroogd bloed leken, was al in winter-modus. Maar dit exemplaar hier had nog een dun zomervachtje. Huh, was de eerste gedachte die in hem opkwam.
"Huh." Hij had haar vanaf achteren genaderd, draaide zijn hoofd scheef en keek haar met één groot, rond oog aan, dat in het hare drilde als een boormachine. Een klein randje wit was te zien naast de poelen van vijverkleurig groen, en de zwarte pupil, bewegingloos, afwachtend. Zijn stem was zwaar, schor, en rauw. Zijn stembanden werden niet bijster vaak gebruikt. ..Wat deed ze hier eigenlijk...?"Wat doe je." Vroeg hij woestijndroog, althans, het klonk meer als een bevel dan als een vraag. Hij had een geweldig vermogen tot het uiten van zijn gedachten. Uche.
Echter was het een grote fout om hem te onderschatten. Hij was geestelijk niet stabiel, en dat betekende dat hij zijn grote lijf ook niet kon controleren wanneer hij echt kwaad werd. Zo snel als het weer kon hij omslaan.