Warrior galoppeerde door het moeras heen, hij was moe en had trek. De Ansalusiër had een lange tocht gemaakt naar een nieuw gebied, hopelijk een gebied met meer paarden waar hij het mee kon vinden. Hij hoopte dat hij het hier meer naar zijn zin kon krijgen, het gebied waar hij vandaan kwam was saai, iedereen was bang voor hem omdat hij z'n moeder had vermoord. Hij moest zichzelf maar zien te redden, dat was hem gelukt en nu was hij hier. Benieuwd naar de paarden die hier leefden, wat de paarden hier deden om zich te vermaken. Hij vocht met andere paarden om zichzelf te vermaken, maar zelfs dat werd saai op den duur. Leuke merries zagen hem niet zitten, die waren alleen maar bang, en aan bange merries had hij niks. Bange paarden waren vermakelijk, maar af en toe irritant. Warrior stond stil, hij hoorde het geluid van hoeven die tegen de moerasgrond kletterden. 'Wie is daar?' Snauwde hij, als hij ergens geen zin in had was het een aanstellerig goedzakje, Warrior moest niks van die beesten hebben. 'Kom te voorschijn' Ongeduldig schraapte Warrior met z'n hoeven over de grond, wachtend op een "goedzakje" om een kopje kleiner te maken.
- & Anaïs
- & Anaïs