When I was young
It seemed that life was so wonderful
A miracle, oh it was beautiful, magical
And all the birds in the trees
Well they'd be singing so happily
Oh joyfully, oh playfully watching me
It seemed that life was so wonderful
A miracle, oh it was beautiful, magical
And all the birds in the trees
Well they'd be singing so happily
Oh joyfully, oh playfully watching me
‘Laten we hierheen gaan!’ klonk de vrolijke stem van de jonge palomino merrie. Haar oren strak naar voren, een glimlach van oor tot oor. Haar hoofd wees naar een heuvel of een berg, hoe je het ook maar wilde noemen. Het bruine veulen, zo ver je het een veulen kon noemen - ze was 6 maanden oud -, keek naar de berg, en weer naar de palomino merrie.
‘Amourette,’ prevelde ze naar de merrie. ‘Ik weet niet of ik dat wel kan..’ murmelde ze zachtjes.
‘Natuurlijk kan je dat gekkie!’ schreeuwde ze vol vertrouwen uit. Ze galoppeerde naar haar jongere zusje toe. ‘Ik zal je helpen.’ Een gemeende glimlach stond op haar gezicht.
‘Kom op!’ Haar neus duwde aansporend tegen het achterwerk van het bruine veulen aan.
Magnifico's ogen waren groot. Ze slikte de brok in haar keel weg en draafde achter de palomino die enthousiast al met de beklimming begon. Haar kleine hoeven probeerden de merrie bij te houden, maar al snel kwam ze in de moeilijkheden. De kleine kiezelstenen rolden onder haar hoeven vandaan, en ze viel steeds bijna. Het veulen was bang, erg bang. Hoe vaker ze uitgleed, hoe minder het vertrouwen in zichzelf en hoe groter de angst. Uiteindelijk rolden te traantjes over haar wangen.
‘Ik kan dit niet!’ snikte ze zachtjes naar Amourette die al bijna de top had bereikt. Van helpen? Daar was niks van gekomen. Ze was door haar enthousiasme haar zusje helemaal vergeten. Haar hoofd draaide zich met een ruk om bij het horen van haar zusje. Ze kwam al snel weer de heuvel af en duwde haar neus tegen het wangetje van haar zusje.
‘Sorry dat ik weg was, het spijt me,’ zei ze zachtjes. ‘Misschien ben je hier toch nog te klein voor, en heb ik je moed en kracht een beetje overschat.’
Toen Magnifico de drakenberg weer voor zich was kwam die herinnering weer terug. Het leek op die berg, wel hier van beneden. Ze zuchtte, probeerde haar eigen angsten weg te laten, en begon met de beklimming. Ze was hier op een missie, dat moest ze onthouden. Maar nu ze dit voor zich zag, de bergen, vol met rotsen, wat haar weer deed denken aan die tijd, dat ze het niet voor elkaar kreeg om omhoog te klimmen. Ze had het na die ervaring nooit nog een keer geprobeerd. En het deed haar denken aan Amourette, die ze al praktisch zes jaar niet meer had gezien. Zes jaar. Ze dacht dat de merrie, aan haar geliefde zus. Ze had slechts een jaar van haar aanwezigheid kunnen genieten. Toen was de merrie uit de kudde vertrokken omdat ze de dictatuur van de leider niet meer aankon. Ze was gevlucht, naar mag Joost weten waarheen. Maar ja, Magnifico wilde het weten. Ze móést het weten. Zij wilde weten waar ze leefde, wat ze daar uitspookte. Ze móést het gewoon weten. Ze wilde haar terug, dichtbij haar. Ze had een paar keer erover nagedacht om te vertrekken uit Dream Horses en haar zoektocht naar haar zus te vervolgen. Ze was nu al twee jaar in Dream Horses. Haar doel was Amourette vinden, die ze nooit had gevonden. Maar het streven naar het vinden van Amourette was verwaterd, toen ze hier zo'n prachtig leven kreeg.
Maar nu weggaan? Geen optie. Ze had een kudde, een veulen, een partner. Het was praktisch onmogelijk. Ze was gelukkig, in ieder geval, dat dacht ze. Ze had alles wat ze ooit had gewild. Ze had een gezin, een kudde, de moordenaar van haar ouders van de wereld gehaald. Alleen.. toch was er die leegte. Die verlangens naar haar zus.. Ze miste haar zo ontiegelijk veel! Ze kon niet eens meer voorstellen zoals ze er nu uit kon zien. Ja, palomino, ze wist hoe haar dunne, gekronkelde bles eruitzag, haar sokken, aftekeningen. Maar, ze zou ouder zijn geworden, net zoals zij zelf. Ze wist het niet, ze wist het echt niet meer.. Misschien was ze heel erg van karakter veranderd, ze wist nog niet eens dat haar ouders dood waren. En dat het haar schuld was...
Máár, ze was hier op een soort missie. Ze probeerde de vreselijke gedachten van vroeger weg te schudden. Wat ze nu zou gaan doen, was een uitdaging. Ze was geïnteresseerd geraakt in de slechte paarden, en ze moest haar tegenstanders gaan onderzoeken. Ze moest weten met wie ze te maken had. En ze had roddels gehoord van ene Sauron.. Die nergens bang voor zou moeten zijn. Haar mondhoeken hadden zich omhoog getrokken toen ze dat hoorde. Dat hij de merrie Nar zou hebben verslagen, leidster van de Horcrux. Of dát waar was, dat wist ze ook niet. Maar geïnteresseerd in de hengst, dat was ze nu zeker. Het bleek dat hij een donkerbruine hengst was, met enkel één oor. Ook dat wist ze niet zeker, maar het leek haar wel griezelig, om het dier te zien met enkel één oortje, een een stompje oor te zien. Getver, ze wilde er niet eens aan denken. Ze hoopte dat die roddel, maar een roddel zou zijn. Dat de hengst gewoon twee oren zou hebben.
De kleine kiezelsteentjes huppelden onder Magnifico's hoeven vandaan. Ze rolden de berg af naar beneden en vielen de diepte in, waar ze weer met doffe, holle ploffen neer kwamen. Het weer was een beetje triestig.. Grijze wolken, en het eind van de middag was nabij. Een fris windje speelde met haar manen en staart. Ver weg dacht ze wat gerommel van dichterbij komend onweer te horen. Ze wist het niet zeker, het was maar een zacht geluid.
Haar oren draaiden van de ene naar de andere kant, evenals haar ogen. Maar geen teken van de hengst te bekennen. Geen vleugje geur, geen lok manen, geen sporen, geen geluid. En ze wilde per se deze hengst tot slachtoffer nemen. Door de roddels, ze wilde weten met wie ze oog in oog kwam te staan.
Een luid gekras van een uil. Haar ogen vlogen opzij, haar oren draaiden zich naar achteren en in een reflex sprong ze schrikachtig opzij. ‘Fuck,’ bromde ze binnensmonds toen ze met haar achterhoeven uitgleed en haar evenwicht even verloor. Ze verplaatste een achterbeen zodat haar beide achterbenen ver uit elkaar kwamen te staan, om de balans weer terug te vinden. Ze zuchtte diep. Nog wat binnensmonds gevloek en toen stapte ze weer verder over dunne paadjes langs de berg.
Snel kwam ze uit op een vlakke plek, ruim genoeg plek voor twee paarden. En ze rook de geur van een paard. Ze bewoog zich verder en om de hoek stond ze al bijna oog in oog met een donkerbruine hengst. Ze stopte abrupt en keek in de goudgele ogen van de hengst. Haar mondhoeken krulden omhoog, en toen ze haar ogen omhoog over zijn voorhoofd naar zijn oren liet gaan, miste ze een oor. Haar mond werd weer een smalle streep. Een stompje ontsierde zijn hoofd. Ze moest onderdrukken haar mond wijd open te laten vallen, maar vanbinnen walgde ze van het beeld wat nu op haar netvliezen stond.
‘Aah, Sauron, is het niet?’ vroeg ze poeslief en ze keek naar de hengst, een knikje gevend naar het stompje op zijn kop, om te laten blijken dat ze van hem had gehoord. Ze kantelde haar hoofd een beetje en keek de hengst schuin aan. ‘Het is me een genoegen,’ zei de merrie met een gemaakte glimlach.
[Sauron + 1225 woorden + voor TWC]
Ik zelf vind het niet zo'n geweldige post. Maar ik had even geen zin om mooie/moeilijke woorden te gebruiken. ik heb mijn hoofd gewoon even leeg getypt.