Fether keek om zich heen. Het bestond dus toch. Niemands land. Uitgestorven… Dat was het beste woord om de omgeving om Fether heen te beschrijven. In de verste verte was geen enkel teken van leven te vinden. Ook op de grond was er geen spoor te vinden dat aanduidde dat er ooit een paard of ander wezen in dit gebied rond had gelopen. Het enige dat hier zichtbaar was was ijs. Ijs, ijs, en nog eens ijs. Fether wist niet eens dat er zoveel verschillende soorten ijs waren. Vlak ijs, ruw ijs, glad ijs. Er waren hier zelfs steile ijshellingen. Fether was echt niet bang om een heuveltje op te lopen, maar deze ijsheuvels beklom ze toch maar liever niet. De kans zou ontzettend groot zijn dat haar hoeven geen houvast op de gladde ondergrond zouden vinden, en dat Fether zo de kloof in glijden. Fethers kille blik speurde het gebied nog eens goed af. Was er hier dan echt niks te doen? Een hele diepe zucht verliet haar luchtwegen. Ze was hier heen gekomen in de verwachting een plek te vinden waar eindelijk eens wat te doen was. Maar nee hoor. Weer een saaie plek. Ze wist wel dat ze dan zelf iets moest gaan ondernemen, maar in haar eentje was er ook niet veel aan. En echt interessante paarden had ze ook nog niet echt leren kennen. Ze was nog geen enkel paard tegen gekomen waar ze echt een soort vriendschap mee had gehad. Zelfs niet een verre vriend ofzo. Badassen mochten dan wel heel erg goed op zichzlelf kunnen leven, maar 5 jaar in je eentje was toch wel een beetje lang.
Fether’s oren lagen zoals gewoonlijk in haar nek toen ze aansprong in draf. Ze moest zich heel goed concentreren om niet uit te glijden op de gladde ondergrond. Dat lukte aardig goed, ondanks haar hoeven af en toe toch een beetje onder haar begonnen te glijden. Doordat Fether zich zo op haar passen zat te focussen zag ze pas heel laat dat ze op een van de bergen bij de gletsjer afdraafde. Glijdend kwam Fether vlak voor de berg tot stilstand. Haar blik gleed langs de berg omhoog. Zou ze omhoog gaan? Ow what the hell. Wat zou het ook. Ze had niks beters te doen. Ze verveelde zich al langer dan alleen vandaag. Dus als ze de dood tegemoet zou glijden zou ze zich tenminste vlak voor haar dood niet verveeld hebben.
Fether’s oren lagen zoals gewoonlijk in haar nek toen ze aansprong in draf. Ze moest zich heel goed concentreren om niet uit te glijden op de gladde ondergrond. Dat lukte aardig goed, ondanks haar hoeven af en toe toch een beetje onder haar begonnen te glijden. Doordat Fether zich zo op haar passen zat te focussen zag ze pas heel laat dat ze op een van de bergen bij de gletsjer afdraafde. Glijdend kwam Fether vlak voor de berg tot stilstand. Haar blik gleed langs de berg omhoog. Zou ze omhoog gaan? Ow what the hell. Wat zou het ook. Ze had niks beters te doen. Ze verveelde zich al langer dan alleen vandaag. Dus als ze de dood tegemoet zou glijden zou ze zich tenminste vlak voor haar dood niet verveeld hebben.