Een jonge gespierde hengst stond met zijn hoofd geheven naar de lucht te staren. Hij nam de lage dalen en de hoge bergen goed in zich op. Dit was het moment om eens over onze wereld na te denken. De zilveren vacht van de hengst glinsterde in het zonlicht. Hij schudde met zijn manen en brieste. Hij tuurde langs de horizon, de horizon die trok tot de goden hem van ons ontnamen. Ja, hij geloofde in goden. Hij was raar, ja dat klopt. Hij was absoluut gestoord en grappig…. Of nou dat was hij. Tot de nacht met de heftigste storm die hij ooit gezien had. Hij had al zijn dierbare gestolen van hem. Hij had het er na een heel jaar, nog steeds moeilijk mee. De gedachte hoe zijn 1,5 jaar oude broertje vermorzelt werd door de enorme rotsblokken die vielen. Hij hoorde zijn botten nu nog kraken.
De hengst schrok wakker uit zijn gepeins toen hij een natte regendruppel op zijn vacht voelde vallen. De regen roffelde op de grond, op zijn vacht, op zijn manen. Hij brieste, hij hield niet van regen, nooit gedaan ook. De jonge hengst schudde met zijn manen en staarde vol trots voor zich uit. Hij straalde gewoon trots uit. Zijn pientere hoofdje hoog geheven, zijn benen lang en sierlijk en zijn zijde zachte manen en staart.
De regen roffelde nog na op de bodem, het stopte, langzaam. Zijn vacht was doorweekt van het water. Het kon hem weinig schelen. Het kon hem ook weinig schelen als er nu paarden stonden te kijken. Hij zuchtte. Wat ging hij hier doen? Hij wist het niet… zonder enige rede kwam hij in beweging. Hij trok zijn benen elegant op en liep richting de omlaag gaande berg. Hij begon te draven en trok zijn benen hoog en elegant op. Hij hinnikte, hard, hoog, schril. Zijn blik gleed langs de verdwaalde bomen.
Zipke draafde harder en verlengde zijn passen, hij galoppeerde aan. Hij galoppeerde met grote sprongen over het kleine grasland. Hij stopte, plots. Hij begon vredig te grazen. Langzaam sloeg hij met zijn staart heen en weer. Die stomme vliegjes ook. Dacht hij. Hij keerde de bomen de rug toe en begon aan de andere kant van de wei te grazen. Plots hoorde hij hoeven op de grond slaan. Het was duidelijk een naderend paard. Hij gooide zijn hoofd in de lucht en keek rond. Hij gooide zijn hoeven de lucht en maaide met zijn voorbenen door de grijs blauwe lucht. Zijn zilver blauwe ogen zochten de omgeving af. Op zoek naar de bezoeker…..
|| FETHER ONLY
De hengst schrok wakker uit zijn gepeins toen hij een natte regendruppel op zijn vacht voelde vallen. De regen roffelde op de grond, op zijn vacht, op zijn manen. Hij brieste, hij hield niet van regen, nooit gedaan ook. De jonge hengst schudde met zijn manen en staarde vol trots voor zich uit. Hij straalde gewoon trots uit. Zijn pientere hoofdje hoog geheven, zijn benen lang en sierlijk en zijn zijde zachte manen en staart.
De regen roffelde nog na op de bodem, het stopte, langzaam. Zijn vacht was doorweekt van het water. Het kon hem weinig schelen. Het kon hem ook weinig schelen als er nu paarden stonden te kijken. Hij zuchtte. Wat ging hij hier doen? Hij wist het niet… zonder enige rede kwam hij in beweging. Hij trok zijn benen elegant op en liep richting de omlaag gaande berg. Hij begon te draven en trok zijn benen hoog en elegant op. Hij hinnikte, hard, hoog, schril. Zijn blik gleed langs de verdwaalde bomen.
Zipke draafde harder en verlengde zijn passen, hij galoppeerde aan. Hij galoppeerde met grote sprongen over het kleine grasland. Hij stopte, plots. Hij begon vredig te grazen. Langzaam sloeg hij met zijn staart heen en weer. Die stomme vliegjes ook. Dacht hij. Hij keerde de bomen de rug toe en begon aan de andere kant van de wei te grazen. Plots hoorde hij hoeven op de grond slaan. Het was duidelijk een naderend paard. Hij gooide zijn hoofd in de lucht en keek rond. Hij gooide zijn hoeven de lucht en maaide met zijn voorbenen door de grijs blauwe lucht. Zijn zilver blauwe ogen zochten de omgeving af. Op zoek naar de bezoeker…..
|| FETHER ONLY