Zowat iedere spier in het lichaam van de witte merrie was aangespannen terwijl ze zich door het heldere water van het meander waadde. Hier was de stroming op lange na niet zo sterk als bij de rivier, maar op de diepere stukken kon hij alsnog wel redelijk sterk zijn. Op het stuk waar ze op dit moment liep reikte het water tot ongeveer tot net iets boven haar schouder. Doordat haar manen zo lang waren dreven de onderste plukjes sierlijk om haar lichaam heen. Ineens verloor ze bijna haar evenwicht toen ze op een klein stapeltje kiezelstenen op de bodem van het meander stapte die los lagen. Vlug zette ze een stap opzei waardoor ze haar evenwicht net op tijd weer terug vond en niet viel.
Na nog een stuk of 10 minuten door het koude water gelopen te hebben voelde Fether hoe haar spieren een beetje stijf begonnen te worden. Dat gaf dus aan dat het altijd was om weer uit het water te gaan en volledig op te warmen zodat ze morgen geen spierpijn zou hebben. Toen ze de kant bereikt had zette ze er eerst haar voorbenen op om vervolgens met een krachtige sprong haar achterbenen er ook op te hijsen. Eenmaal op de kant nam ze heel eventjes de tijd om het grootste deel van het water van haar vacht af te schudden. Rondom de witte merrie vormde zich een plasje water dat al gelijk weer terug stroomde naar het meander. Ze schudde nog een keer zachtjes haar hoofd heen en weer zodat al haar manen weer op de goede plek vielen. Rustig stapte ze aan, langs de oever van het meander. Haar oren lagen zoals altijd naar achteren gebogen, en haar ogen stonden koel met een lichte duistere twinkeling er in te zien, ook zoals altijd. Alleen vandaag zat net iets extra's in. Ze voelde zich goed vandaag, en de reden daarvoor wist ze niet. Ze had zich een tijd lang een beetje onzeker gevoeld over zichzelf. Niet op de manier dat ze bang was voor wat andere paarden over haar dachten, maar onzeker over dat zeslms het gevoel had dat hoe ze zich gedroeg niet altijd de échte Fether was. Maar eindelijk voelde ze zich weer goed. Dat onzekere gevoel was weer helemaal verdwenen. Ze had eindelijk de échte Fether naar boven weten te halen, ook al verschilde die niet eens zo heel erg veel met de Fether zoals ze eerst altijd was geweest. Deze 'nieuwe' Fether had geen enkele genade meer. Alleen voor die wie haar respect verdient hadden. Deze merries respect verdienen lukte je echt niet zomaar. Meestal had Fether gelijk bij een eerste ontmoeting, en soms zelfs al bij een eerste blik het vermoeden of het paard waar ze tegenover stond respect waard zou zijn. Maar de meeste paarden waren dat niet waard. Het waren slappe mislukkelingen. Vooral al die goodiebags, maar ook zelfs een groot deel van de slechte paarden waren absoluut haar respect niet waard. Een grote groep van het slechte deel van dh was sterk afgezwakt. Die paarde waren dan wel echt helemaal door en door slecht in hart en nieren, maar toch waren ze niet waardig. Ze pakten ieder miezerig leven af, zelfs als dat leven op lange na geen bedreiging voor hen was. Of eigenlijk juist als dat leven geen bedreiging voor hen was. Ze waren te bang voor het echte werk. Voor de machtige of gevreesde paarden. En zeker als die paarden veel volgers hadden. Bij Fether was dat wel anders. Ze zou alles doen om echte vijanden te verslaan, of tenminste een poging daartoe te doen, zelfs als ze dat met haar leven zou moeten bekopen. Dan zou ze tenminste waardig gestorven zijn. Zo wilde ze eigenlijk ook wel het liefste sterven. Of op het slagveld, of van ouderdom, en dan sterven met een hoop fantastische nakomeling die haar bloedlijn voor altijd in dh voort zouden zetten. Als ze niet heel erg binnenkort zou sterven in bijvoorbeeld een gevecht dan zou ze zeker weten niet willen gaan voordat ze minstens een nageslacht had. Eentje waar ze trots op zou kunnen zijn. Maar eerst moest ze nog een hengst vinden. Eentje die waardig genoeg was om een nakomeling met haar te mogen delen. En dat waren de meesten dus niet, de meesten waren afgezwakte slechte paarden, en die waren zonder twijfel te miezerig voor die taak. Maar het had geen haast. Ze trainde veel en had daardoor veel spieren waardoor ze echt niet zonder slag of stoot vermoord zou kunnen worden, dus hoogstwaarschijnlijk had ze nog tijd genoeg.
Ineens gooide Fether haar hoofd wild in de lucht. Een sterke maar vooral braak opwekkende geur streek langs haar reukorgaan. Goodie alarm. Het paard was waarschijnlijk al wel een eind weg, want de geur was al niet zo ontzettend sterk meer als wanneer ze pas net een plek gepasseerd hadden, maar toch hing de geur er sterk genoeg om de witte merrie halve kots neigingen te laten krijgen. Serieus, dat die beesten er niet eens aan dáchten om een bezoekje aan bijvoorbeeld het moeras of de ash valley te brengen. Dat zou hun lichaamsgeur zo over ontzettend goed doen. Het zou hetzelfde zijn als een tweevoeter die voor het eerst in zijn leven deodorant uit probeerde. Oftewel een enorme weldaad! Met een iets hoger tempo stapte ze weer door. Als ze te lang hier zou blijven staan zou ze echt gaan kotsen -ook al kunnen paarden dat niet-. Al vlug maakte ze een overgang naar draf toe. Bij elke stap strekte ze haar voorbenen ver uit, waardoor een redelijk hoog tempo bereikt werd. Lang draven was het niet, want al snel drong er nog een geur tot de merrie door. Gelukkig was het geen goedzakjes deze keer. Een schimmel hengst kwam in zicht en langzaam maakte ze een overgang naar halthouden zodat ze vlak voor de hengst tot stilstand kwam. Zo bleef ze enkele seconden zonder iets te zeggen staan. Deze keer zou zij eens een keer niet de eerste zijn die begon met spreken.
~1010 woorden
~