Ergens in de verte sloegen hoge plukken gras wild naar beneden en een grijs paardenlichaam kwam te voorschijn vanuit het hoge gras. Chaitanya schudde zichzelf uit, haar witte manen vlogen om haar hals en haar dromenvanger sloeg wild mee. Ze was net wakker geworden, de lucht begon al een klein beetje oranje te kleuren. Slapen in de middag was geen verspilling van tijd als je al de hele nacht rond had lopen zeulen omdat nachtmerries uit je verleden je wakker houden en die middagslaap dus veel deed. Chaitanya zuchtte tevreden, dit was weer eens van de weinige slaaptoestanden geworden waarin geen nachtmerrie in voor kwam. Echt iets zeldzaams tegenwoordig. Alleen nu ze er zo aan dacht, kwamen opeens alle beelden weer naar boven. De enorme, woeste vlammenzee die het hele kamp opslokte. Het was maar heel even fout gegaan, voordat de rustige paardenademhaling in angstaanjagend gehinnik omsloeg en de lachende en zingende stemmen in hartverscheurend gegil. Ze had zich kunnen omdraaien om tientallen levens te kunnen sparen aan het meedogenloze vuur, maar in plaats daarvan had ze zich omgedraaid en was weggerend...
Chaitanya kneep haar ogen dicht. Niet aan denken, niet aan denken. Maar de beelden leken al erger te worden. Ze wist wel zeker dat twee weken geleden het beeld een heel stuk minder angstaanjagender was. Maar inmiddels waren haar brandwonden nog slecht littekens en de geur van rook was nergens meer te bekennen: het leek alsof haar onderbewustzijn haar nogsteeds een schuldgevoel wou aanpraten. Nee, wacht, het schuldgevoel wou bewaren: dat gevoel was er al toen ze had beseft dat ze was weggerend.
De merrie draaide zich om, begon richting de brandende zon te lopen. Ze was bij de Prairie, iets wat ze toevallig wist. Zou ze hier toevallig een paard tegen komen? De kans was klein. Chaitanya zuchtte, keek speurend om zich heen opzoek naar een levend zieltje; opzoek naar afleiding. En ergens heel ver verderop zag ze iets wits. In de vorm van een paard. De merrie glimlachte. Joepie, afleiding. Het zat haar mee vandaag.
Chaitanya kneep haar ogen dicht. Niet aan denken, niet aan denken. Maar de beelden leken al erger te worden. Ze wist wel zeker dat twee weken geleden het beeld een heel stuk minder angstaanjagender was. Maar inmiddels waren haar brandwonden nog slecht littekens en de geur van rook was nergens meer te bekennen: het leek alsof haar onderbewustzijn haar nogsteeds een schuldgevoel wou aanpraten. Nee, wacht, het schuldgevoel wou bewaren: dat gevoel was er al toen ze had beseft dat ze was weggerend.
De merrie draaide zich om, begon richting de brandende zon te lopen. Ze was bij de Prairie, iets wat ze toevallig wist. Zou ze hier toevallig een paard tegen komen? De kans was klein. Chaitanya zuchtte, keek speurend om zich heen opzoek naar een levend zieltje; opzoek naar afleiding. En ergens heel ver verderop zag ze iets wits. In de vorm van een paard. De merrie glimlachte. Joepie, afleiding. Het zat haar mee vandaag.
Omg nu pas valt het me op dat ik het titeltopic 'Geen vogels te bekennen' heb genoemt en Ravena nogal lijkt op raaf :'D