De kleine voskleurige hengst keek met een verzwijkt gezicht naar het sneeuw wat tot zijn buik omhoog stond. Waarom was er nou sneeuw? Het brengde alleen maar je vacht in de war, je werd er koud van en je gleed erover uit. Je kon maarzo op een stukje ijs staan en BOEM! daar lag je op je snufferd. Sneeuw was een en al ellende, vragen om ellende zelfs. Buster grijnste en nam een hap van de sneeuw. Gatver, wild schudde de kleine pony zijn hoofd en keek met een nog meer geiriteerd gezicht naar het sneeuw. Opeens keek hij de lucht, Hij moest vannacht wel een slaapplaats hebben, Het liefst een kudde, waar je elkaar door dik en dun kunt steunen. Busters' mondhoeken krulden op en een schelle hinnik verliet zijn peuterige mondje. Hij zou Nanami oproepen om bij Utopia te horen, Ja, dat was wat hij wou. Een neutrale kudde, hij kon toch nooit kiezen wat hij wou zijn, goed of slecht, ligt eraan bij welke paarden hij was. Was hij op iemand kwaad kon hij met zijn mollige en kleine lichaam elk paard in elkaar knopen. En als hij bij zijn echte vrienden was was hij een aardig, typerende hengst die gewoon aan de merrie's dacht en totaal niet aan veulens. Buster liet nog een hinnik klinken, Ze moest wel opschieten, anders bevroor hij bijna in het ijskoude sneeuw.
[nanami, oproep voor Utopia]
[nanami, oproep voor Utopia]