Hij was terug. Roman was terug van heen. Hij had zijn kudde voor een tijd overgelaten aan iemand anders om opzoek te gaan naar de mislukking die zich zijn zoon noemde. En dit was het zo geheette gebied waar hij zijn bleek te leven nu. Roman was razend benieuwd hoe zijn zoon er nu uitzag, waarschijnlijk nog steeds zo'n slappe mislukking als hij altijd was geweest. Roman zijn koele serieuse blik gleed over de bergen, de Drakenbergen. Het was hier koud en kil, wat veel leek op zijn kuddegebied. Als de rest hier er zo uitzag dan was het nog niet zo slecht als dat het leek. Maar dat zou vast niet zo het geval zijn, zijn zoon kennende hielt hij meer van zonnige gebieden waar hij veilig was. Want dat waren gebieden waar eenmaal zwakke mislukkelingen kwamen. Roman brieste tegen de koude wind in, wat zorgde voor kleine grijze wolkjes uit zijn neus. Roman was een reusachtig groot paard, zelf voor zijn ras als Fries was hij erg groot en breed. En dat alles maakte hem krachtig en sterk, hij leidde niet voor niets een kudde. Roman sloeg met zijn voorbeen tegen de grond, die met een harde knal op de grond kwam. Vervolgens draaide hij zijn massieve lichaam om en sprong hij in een galop, soepel en stevig kwam hij telkens bij iedere sprong op zijn benen terecht. Hij sloeg een paar keer zijn staart, in een velle scherpe galop rende hij hogerwaarts de berg op om meer te kunnen zien van het zo geheette Dream Horses. Een zieke naam voor zieke paarden zoals Black, hij kon een grijns niet onderdrukken. Zijn zoon zou snel de dood opzoeken, zulke mislukkelingen die zich zijn zoon noemde verdiende het niet om te leven. En aangezien het zijn zoon was, en zich daar kapot voor schaamde moest er wel een einde aan zijn leven worden gemaakt. Zijn ogen stonden scherp, Roman minderde vaart en hielt stil toen hij de hoogste top bereikte. Blijkbaar was hij niet de enigste, Roman drukte zijn oren tegen zijn schedel. Hij zag een zwarte merrie, vele malen kleiner dan hem. Hij rook de geur, de geur van slap en van zwak. Roman drafde dreigend op de merrie af en hapte naar haar hoofd, waarna hij met zijn achterbenen naar haar sloeg en vervolgens voor haar stil kwam te staan. Zijn ogen stonden vel, 'Jou ken ik merrie!' Hij concentreerde zich op de geur van de merrie, en nu wist hij het weer. Hij rook nog een geur, dit keer duidelijk hoorbaar. 'Fontanella, de slappe..' Hij maakte zijn zin niet af, en keer de merrie alleen maar afkeurend aan.
;; Duidelijk.
;; Duidelijk.