If love was a word, i don’t understand
As simple as sound, with four letters.
Hij staarde voor zich uit, de diepte in er was niets wat hem tegen hield van zichzelf zijn zoals hij nu was, leeg hij wist niet hoe hij zich voelde, blij, verdrietig, boos of juist eenzaam of zielig. Hij wist niet hoe hij zich zou moeten voelen. Hij was een leegte die almaar voor zich uit staarde, een leegte die niet meer at, niet meer dronk en die ook niet meer praatte. Hij zag er dan ook niet uit, zijn ogen stonden dof, zijn vacht was vies en zijn manen en staart zaten in de klit maar het ergste was nog dat hij verschrikkelijk mager was. Hij wist dat hij moest aansterken, dat hij weer moest gaan eten en drinken. Maar hij deed het niet, hij wou het niet eens. Wat had het eigenlijk nog voor nut, hij kende niemand hier meer, niemand die hij ooit zijn vrienden genoemd had was er meer. Zelfs zij niet, van wie hij het laatste had verwacht dat ze er niet meer zou zijn, de merrie voor wie hij slecht werd voor wie hij weer goed werd. Om wie hij gaf, om wie hij altijd had gegeven hij zuchtte. Hoe zou het met haar zijn? Net toen hij aan haar dacht kwam een geur in zijn neusgaten terecht eentje die hem vaag bekend voor kwam. Langzaam tilde hij zijn hoofd op, zijn ogen zagen er weer levendig uit meer levendiger tenminste, zin in een nieuw leven zo keek hij. Was alles toch voor niets geweest? Waren er toch nog oude bekende? Hij brieste eventjes het was apart dat hij juist nu haar rook. Dé ironie.
As simple as sound, with four letters.
Hij staarde voor zich uit, de diepte in er was niets wat hem tegen hield van zichzelf zijn zoals hij nu was, leeg hij wist niet hoe hij zich voelde, blij, verdrietig, boos of juist eenzaam of zielig. Hij wist niet hoe hij zich zou moeten voelen. Hij was een leegte die almaar voor zich uit staarde, een leegte die niet meer at, niet meer dronk en die ook niet meer praatte. Hij zag er dan ook niet uit, zijn ogen stonden dof, zijn vacht was vies en zijn manen en staart zaten in de klit maar het ergste was nog dat hij verschrikkelijk mager was. Hij wist dat hij moest aansterken, dat hij weer moest gaan eten en drinken. Maar hij deed het niet, hij wou het niet eens. Wat had het eigenlijk nog voor nut, hij kende niemand hier meer, niemand die hij ooit zijn vrienden genoemd had was er meer. Zelfs zij niet, van wie hij het laatste had verwacht dat ze er niet meer zou zijn, de merrie voor wie hij slecht werd voor wie hij weer goed werd. Om wie hij gaf, om wie hij altijd had gegeven hij zuchtte. Hoe zou het met haar zijn? Net toen hij aan haar dacht kwam een geur in zijn neusgaten terecht eentje die hem vaag bekend voor kwam. Langzaam tilde hij zijn hoofd op, zijn ogen zagen er weer levendig uit meer levendiger tenminste, zin in een nieuw leven zo keek hij. Was alles toch voor niets geweest? Waren er toch nog oude bekende? Hij brieste eventjes het was apart dat hij juist nu haar rook. Dé ironie.
~Yara en hij is slecht weet ik, maar ik doe dit pas net~