‘All the pictures have been burned, and all the past is just a lesson that we've learned.’
Het verleden was niet iets waar hij graag aan dacht; zijn jeugd was immers niet de leukste tijd van zijn leven. Zelfs de tijden dichter naar het heden toe, maakte hem minder gelukkig. Tuurlijk had hij geluk gekend; de dag dat hij Amani zijn liefde voor haar verklaarde en zij insgelijks, was hij bijna vergeten hoe liefde voelde, maar dankzij haar was het spontaan weer ontstaan. Een diepe, trillende zucht verliet de mond van de zwarte hengst, terwijl hij teleurgesteld rond sjokte. Zijn hoofd laag bij de grond, dichtbij het groene gras dat onder zijn hoeven bewoog. Hij snoof, onderdrukte een snik, schudde vervolgens zijn hoofd. Zelfs nu hij gelukkig moest zijn, hij had immers Utopia nu onder zijn hoede, was er toch iets dat hij mistte. En nee, het was niet standaard het huisje-boompje-beestje, maar een bewegelijk huis. Met zijn problemen kon hij altijd naar vrienden toe en dat wist hij. Maar toch was er ergens in zijn hart dat gevoel dat hij niet kon beschrijven, het gevoel dat niet viel uitteleggen tegen over zijn vrienden. Men zegt dat je niet weet wat je hebt tot je het verliest, maar misschien was het ook waar dat je niet weet wat je mist tot je het hebt. Langzaam wekte het geluid van de golven hem uit zijn gedachte, bracht hem weer terug naar de werkelijkheid. De zee stond in vergelijking met hem; ze lieten beide hun gevoelens ter loop, beide in de vorm van water. Tuurlijk kon hij aan het water van de zee niet zien of het zich gelukkig voelde, maar wel aan de manier waarop het water zich naar het zand toe drukte. Het klonk raar, maar wanneer het water woest naar de kust werd geduwd, was de zee het niet met de rest eens. Hij had het ooit eens geleerd, van een merrie die hij enorm waardeerde, maar die helaas niet meer leefde. Painted daarin tegen, kon zich flink anders gedragen als hij het niet met de ander eens was. Natuurlijk liet hij zijn ‘water’ dan niet woest naar de andere kant storten, maar emotioneel stortte hij wel in. Meestal verstopte hij zichzelf op een onbekende plek, verliet die plek niet tot hij zich beter voelde. Gapend deed hij een stap dichter naar het water, dat nu een aangename tempratuur had in vergelijking met het water van de winter. Painted was stom genoeg geweest om het water te testen, iets wat hem koude billen had bezorgd. Met een zacht gilletje drukte hij zijn lichaam het water in, genoot van de golven die zijn lichaam gauw bedekte met het water. Zijn donkerbruine ogen vlogen over het water, controleerde elke deel van de grote zee, elke beweging in het water. Een trilling vormde enkele meters van hem af, wat voor cirkeltjes zorgde in het water. Een vis? Hij hoopte het. Nogmaals verliet een zucht zijn keel, dit keer van genot.
‘Our love is like a song, But you won't sing along. You've forgotten’
Zijn blik was op de grond gericht terwijl hij zich uit het water sleepte. Hij hield van het water; het was als een warm bad voor hem. In het begin wou je er liever niet in, maar als je er eenmaal in zat, wou je er niet meer uit. Hij schudde zijn zwarte vacht uit, dat door het water amper van kleur was veranderd. Was hij bruin geweest, dat had hij hoogst waarschijnlijk een donker bruine vacht gehad, maar in zijn geval bleef zijn vacht donkerzwart. Enkel bij de zon zou zijn vacht veranderen. Het water had zijn humeur goed gedaan; zijn depressieve status was hij kwijt. Hoewel er ergens in zijn hoofd en in zijn hart, nog steeds die leegte was, voelde hij zich al meer opgelaten. Het water drupte nog licht van zijn vacht, waardoor hij zich nogmaals uitschudde. Hij richtte zijn blik op het zand, liet ze toen door de omgeving heen glijden op veiligheid; hij zou niet gaan liggen als er een ander dier aan zou komen. Toen hij zichzelf had overtuigd dat het veilig genoeg was om te gaan liggen, liet hij zich langzaam zakken in het zand. Hij bewoog kreunend heen en weer, gooide zijn hoeven en zijn lichaam naar de andere kant. Zo, Beide kanten zaten volledig onder het zand. Hij stond vluchtig weer op, schudde zich nogmaals uit, dit keer om van het overtollige zand verlost te zijn en sprong vervolgens vluchtig opzij. Hmm, wat was het heerlijk om jezelf te kunnen zijn. Hij bedacht een weddenschap me zichzelf; wie het snelst aan het einde van het strand was. Hij gebruikte zijn geoefende trucje, van stap naar galop. Hij galoppeerde aan, schoot met volle snelheid over het zand. Zijn manen wapperde langs zijn lichaam, de lengte van de zwarte volle bos, was in de jaren flink gegroeid. Zijn staart zweepte achter hem aan, zijn ogen begonnen te prikken en te tranen door de snelheid. Een grijns bedekte zijn mond, deed zijn mondhoeken omhoog krullen. Hij had zijn tijd geteld, hij zat inmiddels op 47 seconde. Met nog een half strand te gaan zat hij al voor de helft op zijn record; 1 minuut 27. Hij had een reden om zichzelf zo uit te dagen; het was immers zijn schuld dat zijn vader zich zo schaamde, Painted was altijd de zwakste en sloomste geweest. De grimas op zijn gezicht verdween direct bij de gedachte aan de grote zwarte hengst, de hengst die enkel in zijn nachtmerries verscheen. Hij schudde zijn hoofd, wat tergend langzaam ging door de hoge snelheid. Na nog 23 seconden had hij eindelijk het einde van het strand bereikt, waardoor hij slippend tot stilstand kwam. 1 minuut 10, dat was toch een nieuw record. Hijgend trok hij weer een grimas rond zijn lippen, het was fanatisch om zijn eigen record te verbreken. Hij snoof diep, waardoor verschillende geuren zijn neus betraden. Geuren van het water, het zachte schelpen zand, want ook dat had een geur, de geur van paarden die zich voor hem hier hadden bevonden. Een glimlach verscheen rond zijn lippen, het gelukkige gevoel overspoelde hem. Hij liet zijn oren vrolijk naar voren priemen, toverde een trotse houding tevoorschijn. Een goed gesprek kon hij nu gebruiken, maar niks was verplicht. Met enkel de natuur om tegen te praten was de zwarte hengst tevreden genoeg, anders praatte hij wel in zichzelf. Hij schudde zijn hoofd, brieste zacht en zette toen weer enkele stappen richting de kant waar hij 2 minuten geleden nog had gestaan. Zijn langzame, slome stap, bouwde zich langzaam op tot een lichte draf, nog steeds waren zijn neusgaten groot en dropen er enkele zweetdruppels langs zijn nek naar beneden. Het maakte hem niet uit, op dit moment voelde hij zich niets anders dan gelukkig.
[ & Nar ]
[1108 woorden.]
Het verleden was niet iets waar hij graag aan dacht; zijn jeugd was immers niet de leukste tijd van zijn leven. Zelfs de tijden dichter naar het heden toe, maakte hem minder gelukkig. Tuurlijk had hij geluk gekend; de dag dat hij Amani zijn liefde voor haar verklaarde en zij insgelijks, was hij bijna vergeten hoe liefde voelde, maar dankzij haar was het spontaan weer ontstaan. Een diepe, trillende zucht verliet de mond van de zwarte hengst, terwijl hij teleurgesteld rond sjokte. Zijn hoofd laag bij de grond, dichtbij het groene gras dat onder zijn hoeven bewoog. Hij snoof, onderdrukte een snik, schudde vervolgens zijn hoofd. Zelfs nu hij gelukkig moest zijn, hij had immers Utopia nu onder zijn hoede, was er toch iets dat hij mistte. En nee, het was niet standaard het huisje-boompje-beestje, maar een bewegelijk huis. Met zijn problemen kon hij altijd naar vrienden toe en dat wist hij. Maar toch was er ergens in zijn hart dat gevoel dat hij niet kon beschrijven, het gevoel dat niet viel uitteleggen tegen over zijn vrienden. Men zegt dat je niet weet wat je hebt tot je het verliest, maar misschien was het ook waar dat je niet weet wat je mist tot je het hebt. Langzaam wekte het geluid van de golven hem uit zijn gedachte, bracht hem weer terug naar de werkelijkheid. De zee stond in vergelijking met hem; ze lieten beide hun gevoelens ter loop, beide in de vorm van water. Tuurlijk kon hij aan het water van de zee niet zien of het zich gelukkig voelde, maar wel aan de manier waarop het water zich naar het zand toe drukte. Het klonk raar, maar wanneer het water woest naar de kust werd geduwd, was de zee het niet met de rest eens. Hij had het ooit eens geleerd, van een merrie die hij enorm waardeerde, maar die helaas niet meer leefde. Painted daarin tegen, kon zich flink anders gedragen als hij het niet met de ander eens was. Natuurlijk liet hij zijn ‘water’ dan niet woest naar de andere kant storten, maar emotioneel stortte hij wel in. Meestal verstopte hij zichzelf op een onbekende plek, verliet die plek niet tot hij zich beter voelde. Gapend deed hij een stap dichter naar het water, dat nu een aangename tempratuur had in vergelijking met het water van de winter. Painted was stom genoeg geweest om het water te testen, iets wat hem koude billen had bezorgd. Met een zacht gilletje drukte hij zijn lichaam het water in, genoot van de golven die zijn lichaam gauw bedekte met het water. Zijn donkerbruine ogen vlogen over het water, controleerde elke deel van de grote zee, elke beweging in het water. Een trilling vormde enkele meters van hem af, wat voor cirkeltjes zorgde in het water. Een vis? Hij hoopte het. Nogmaals verliet een zucht zijn keel, dit keer van genot.
‘Our love is like a song, But you won't sing along. You've forgotten’
Zijn blik was op de grond gericht terwijl hij zich uit het water sleepte. Hij hield van het water; het was als een warm bad voor hem. In het begin wou je er liever niet in, maar als je er eenmaal in zat, wou je er niet meer uit. Hij schudde zijn zwarte vacht uit, dat door het water amper van kleur was veranderd. Was hij bruin geweest, dat had hij hoogst waarschijnlijk een donker bruine vacht gehad, maar in zijn geval bleef zijn vacht donkerzwart. Enkel bij de zon zou zijn vacht veranderen. Het water had zijn humeur goed gedaan; zijn depressieve status was hij kwijt. Hoewel er ergens in zijn hoofd en in zijn hart, nog steeds die leegte was, voelde hij zich al meer opgelaten. Het water drupte nog licht van zijn vacht, waardoor hij zich nogmaals uitschudde. Hij richtte zijn blik op het zand, liet ze toen door de omgeving heen glijden op veiligheid; hij zou niet gaan liggen als er een ander dier aan zou komen. Toen hij zichzelf had overtuigd dat het veilig genoeg was om te gaan liggen, liet hij zich langzaam zakken in het zand. Hij bewoog kreunend heen en weer, gooide zijn hoeven en zijn lichaam naar de andere kant. Zo, Beide kanten zaten volledig onder het zand. Hij stond vluchtig weer op, schudde zich nogmaals uit, dit keer om van het overtollige zand verlost te zijn en sprong vervolgens vluchtig opzij. Hmm, wat was het heerlijk om jezelf te kunnen zijn. Hij bedacht een weddenschap me zichzelf; wie het snelst aan het einde van het strand was. Hij gebruikte zijn geoefende trucje, van stap naar galop. Hij galoppeerde aan, schoot met volle snelheid over het zand. Zijn manen wapperde langs zijn lichaam, de lengte van de zwarte volle bos, was in de jaren flink gegroeid. Zijn staart zweepte achter hem aan, zijn ogen begonnen te prikken en te tranen door de snelheid. Een grijns bedekte zijn mond, deed zijn mondhoeken omhoog krullen. Hij had zijn tijd geteld, hij zat inmiddels op 47 seconde. Met nog een half strand te gaan zat hij al voor de helft op zijn record; 1 minuut 27. Hij had een reden om zichzelf zo uit te dagen; het was immers zijn schuld dat zijn vader zich zo schaamde, Painted was altijd de zwakste en sloomste geweest. De grimas op zijn gezicht verdween direct bij de gedachte aan de grote zwarte hengst, de hengst die enkel in zijn nachtmerries verscheen. Hij schudde zijn hoofd, wat tergend langzaam ging door de hoge snelheid. Na nog 23 seconden had hij eindelijk het einde van het strand bereikt, waardoor hij slippend tot stilstand kwam. 1 minuut 10, dat was toch een nieuw record. Hijgend trok hij weer een grimas rond zijn lippen, het was fanatisch om zijn eigen record te verbreken. Hij snoof diep, waardoor verschillende geuren zijn neus betraden. Geuren van het water, het zachte schelpen zand, want ook dat had een geur, de geur van paarden die zich voor hem hier hadden bevonden. Een glimlach verscheen rond zijn lippen, het gelukkige gevoel overspoelde hem. Hij liet zijn oren vrolijk naar voren priemen, toverde een trotse houding tevoorschijn. Een goed gesprek kon hij nu gebruiken, maar niks was verplicht. Met enkel de natuur om tegen te praten was de zwarte hengst tevreden genoeg, anders praatte hij wel in zichzelf. Hij schudde zijn hoofd, brieste zacht en zette toen weer enkele stappen richting de kant waar hij 2 minuten geleden nog had gestaan. Zijn langzame, slome stap, bouwde zich langzaam op tot een lichte draf, nog steeds waren zijn neusgaten groot en dropen er enkele zweetdruppels langs zijn nek naar beneden. Het maakte hem niet uit, op dit moment voelde hij zich niets anders dan gelukkig.
[ & Nar ]
[1108 woorden.]