War was een zwarte hengst die zich terug trok in de
sneeuwvlakte. Hij ging ook alleen van
die vlakte af als het winter was, dan was het geen hel voor hem en kwam hij
minder snel andere paarden tegen. War was meer een eenzaam type. Hij zocht
nooit contact met paarden. Hij was dan ook altijd alleen gebleven. Je kon hem
niet verander, hij is hoe hij is. Neem hem zo of verlaat hem. Zijn vorige
kudden kon er niet echt mee lachen. Hij had nog geen woord tegen hun gezegd en
stond altijd alleen te grazen,drinken en slapen. Ze konden er niet goed tegen
en zeiden van alles slecht over hem. De leider sprak hem ook op een
gegevenmoment aan en zei wat de kudden op hun lag. War keek hem even aan en
begon te spreken. “Als je alles van hun gelooft dan geloof je alles zelfs dat
er heksen bestaan… Dat geloof ik nog juist wand al die paarden die hebben
gelogen over mij zijn heksen.” Hij keek even naar de kudden en verdween daarna
in de mist in het bos. Hij landen weer op aarden en zijn hoofd ging omhoog.
Zijn oren gingen langzaam in het rond, tot ze een geluid hoorden, normaal
gesproken was het daar altijd stil. Zijn zwarte ogen gleden over de witte omgeving,
tot hij een wit konijn voorbij zag gaan. Hij heften zijn zwarte benen uit de
sneeuw en zetten die een beetje verder terug neer en zo ging hij stilletjes
vooruit. Zijn lange staart kwam bijna tot aan de grond als er gras lag, maar
hier ligt er veel sneeuw dus het is tot op de grond. Na even te wandel werd de sneeuw al een stukje
dunner en zag hij in de verte de rand van de sneeuwvlakte. Hij ging er even
naar toe en begon even te grazen. In de sneeuw was er niet zoveel gras te
vinden. Hij graasden tot zijn maag vol
zat en vertrok terug. Hij viel wel een beetje op in de sneeuw, maar dat kon hem
niet veel schelen. Hij keek even naar
achter via zijn oog hoek. Na even wandelen kwam hij binnen in een grot. Het was
er een beetje warmer dan buiten. Hij sloot zijn ogen en viel in slaap. Die
nacht was het heel hard aan het sneeuwen geweest. Hij openden zijn ogen en
snoof diep in en uit. Hij schrok. Er was een paard dicht in zijn buurt. Hij ging
even met zijn hoofd uit de grot en keek even rond. Niemand te zien. Hij zetten
even een voet buiten de grot en de geur kwam dichter.
sneeuwvlakte. Hij ging ook alleen van
die vlakte af als het winter was, dan was het geen hel voor hem en kwam hij
minder snel andere paarden tegen. War was meer een eenzaam type. Hij zocht
nooit contact met paarden. Hij was dan ook altijd alleen gebleven. Je kon hem
niet verander, hij is hoe hij is. Neem hem zo of verlaat hem. Zijn vorige
kudden kon er niet echt mee lachen. Hij had nog geen woord tegen hun gezegd en
stond altijd alleen te grazen,drinken en slapen. Ze konden er niet goed tegen
en zeiden van alles slecht over hem. De leider sprak hem ook op een
gegevenmoment aan en zei wat de kudden op hun lag. War keek hem even aan en
begon te spreken. “Als je alles van hun gelooft dan geloof je alles zelfs dat
er heksen bestaan… Dat geloof ik nog juist wand al die paarden die hebben
gelogen over mij zijn heksen.” Hij keek even naar de kudden en verdween daarna
in de mist in het bos. Hij landen weer op aarden en zijn hoofd ging omhoog.
Zijn oren gingen langzaam in het rond, tot ze een geluid hoorden, normaal
gesproken was het daar altijd stil. Zijn zwarte ogen gleden over de witte omgeving,
tot hij een wit konijn voorbij zag gaan. Hij heften zijn zwarte benen uit de
sneeuw en zetten die een beetje verder terug neer en zo ging hij stilletjes
vooruit. Zijn lange staart kwam bijna tot aan de grond als er gras lag, maar
hier ligt er veel sneeuw dus het is tot op de grond. Na even te wandel werd de sneeuw al een stukje
dunner en zag hij in de verte de rand van de sneeuwvlakte. Hij ging er even
naar toe en begon even te grazen. In de sneeuw was er niet zoveel gras te
vinden. Hij graasden tot zijn maag vol
zat en vertrok terug. Hij viel wel een beetje op in de sneeuw, maar dat kon hem
niet veel schelen. Hij keek even naar
achter via zijn oog hoek. Na even wandelen kwam hij binnen in een grot. Het was
er een beetje warmer dan buiten. Hij sloot zijn ogen en viel in slaap. Die
nacht was het heel hard aan het sneeuwen geweest. Hij openden zijn ogen en
snoof diep in en uit. Hij schrok. Er was een paard dicht in zijn buurt. Hij ging
even met zijn hoofd uit de grot en keek even rond. Niemand te zien. Hij zetten
even een voet buiten de grot en de geur kwam dichter.