Een witte hengst keek spottend om zich heen. Zijn hoeven veroorzaakten doffe geluiden in de zompige ondergrond, af en toen werd een klein stukje van zijn vacht als door een spotlight verlicht door een verdwaalt straaltje zon. Het hoofd van de hengst was geheven, en deinde mee op het rustige tempo van zijn passen. Zijn witte oren vlogen alle kanten op, om zijn alerte schijn op te houden. Ondertussen was hij alleen maar geïrriteerd aan het luisteren naar het stemmetje in zijn hoofd, dat hem beval zich over te geven aan zijn woede. Waarom zou hij ook niet? Het zou veel makkelijker voor hem zijn, en vermoedelijk zou hij ook eerder van deze verdoemde plek zijn dan hij nu zou zijn. Al, nu hij beter rondkeek, paste de plek eigenlijk perfect bij zijn humeur. In het moeras hing een gespannen sfeer, de schijn van geheimen en gevaar liet hem dingen zien die er niet waren, terwijl de hengst zich hier beter op zijn gemak voelde dan hij in dagen had gedaan. Kijk, daar ging weer een hersenspinsel. Een klein konijntje sprong met grotere sprongen dan hij voor mogelijk had genomen over het haast onzichtbare pad dat hij nam. Ongetwijfeld zijn verbeelding die op hol sloeg door zijn ingehouden woede.
Terwijl de woede vanbinnen tegen zijn huid aan beukte en hem het denken langzaam maar zeker onmogelijk maakte, zag Synthis eindelijk iets waar hij voor gekomen was. Een klein boompje viel totaal uit de sfeer, het was groen, fris en jong, en de witte hengst haatte het direct. Het viel uit de toon, hoorde er niet, zoals hij niet in zijn vorige kudde gepast had. Toen hij dat bedacht stormde hij op het ding af, en trok het uit de grond. Trok het uit elkaar tot er niets meer van over was behalve kleine stukjes groen die af en toe nog onder de modder uit piepten. Hij had zijn roeping gevonden, al kon die de verveling maar voor even weg houden en de woede in zijn binnenste niet eens een beetje koelen. Hij zou alles dat uit de toon viel in dit moeras vernietigen. Hij zou net zo lang doorgaan tot er niets meer van over was en hij het enige was dat op deze grimmige plek uit de toon viel. Verderop stond een klein struikje, dat ondanks de kou en de schaduw toch genoeg zon had gevonden om zwak te bloeien. De hengst trok het uit de grond, en begon langzaam met de vernietiging, tot hij plots bevroor in zijn bewegingen. Hij was niet alleen.
Terwijl de woede vanbinnen tegen zijn huid aan beukte en hem het denken langzaam maar zeker onmogelijk maakte, zag Synthis eindelijk iets waar hij voor gekomen was. Een klein boompje viel totaal uit de sfeer, het was groen, fris en jong, en de witte hengst haatte het direct. Het viel uit de toon, hoorde er niet, zoals hij niet in zijn vorige kudde gepast had. Toen hij dat bedacht stormde hij op het ding af, en trok het uit de grond. Trok het uit elkaar tot er niets meer van over was behalve kleine stukjes groen die af en toe nog onder de modder uit piepten. Hij had zijn roeping gevonden, al kon die de verveling maar voor even weg houden en de woede in zijn binnenste niet eens een beetje koelen. Hij zou alles dat uit de toon viel in dit moeras vernietigen. Hij zou net zo lang doorgaan tot er niets meer van over was en hij het enige was dat op deze grimmige plek uit de toon viel. Verderop stond een klein struikje, dat ondanks de kou en de schaduw toch genoeg zon had gevonden om zwak te bloeien. De hengst trok het uit de grond, en begon langzaam met de vernietiging, tot hij plots bevroor in zijn bewegingen. Hij was niet alleen.
||Open||