Het stromende water sprong hier en daar op tegen een bovenliggende rots in het water. Door de zware regenval zag je enkel nog kleine zwarte puntjes tussen het kolkende water omhoog komen. Het zou niet lang meer duren of ze zouden tijdelijk verbannen worden door het water van het zicht. De regen bleef namelijk met flinke bakken uit de lucht vallen. Iets wat al maanden geleden was, zo een storm. In de lucht ging het ook flink te keer. Felle flitsen gingen door de lucht als vuurpijlen richting de aarde. Donderslagen alsof de goden ruzie hadden.
En daar liep hij dan, met zijn oren tegen zijn schedel aan gedrukt. Doorweekt tot op zijn huid. Een sombere blik vulde zijn grote bruine ogen. Zijn ramsneus wiegde heen en weer op het tempo van zijn stap. Navayo hield helemaal niet van onweer. Eigenlijk hield hij de laatste tijd van helemaal niets meer. Zijn ooit zo glanzende vacht was dof geworden, zijn lange manen waren kort geschuurd en zijn staart stak alle kanten uit. Sinds hij DH had verlaten had de hengst een zwaar leven gehad. Veel schoot er niet meer over van het machtige dier dat hij ooit was geweest.
Door wanhoop gedreven was hij terug gekeerd naar het land waar hij ooit zo gelukkig was geweest. Hij begreep niet waarom hij deze prachtige plek ooit had verlaten. Misschien was het de wrok geweest richting Sunset's ongeboren veulen, al kon hij zich dat nu haast niet meer voorstellen. Hij zou zijn leven geven om de kleine bonte merrie nog eens te kunnen zien, haar geur door zijn neusgaten te laten gieren. Oh wat verlangde hij naar zijn allerliefste Sunset. Hij had zijn leven vergooid alsof het niets was, het had hem allemaal niet meer uitgemaakt. Naf had gedacht dat het leven aan zijn voeten lag, dat hij kon doen wat hij wou. Jammer maar helaas, zo was het niet gegaan.
Hij tilde zijn hoofd wat hoger. Zijn ogen vulden zich met een sprankje hoop. In de verte was een grot waar hij zou kunnen schuilen. Met een kleine motivatie van zichzelf zette hij zijn uitgemergelde lichaam in een versnelling hoger. Een klein sukkeldrafje kreeg hij uit zijn lichaam geperst. Van zodra hij aan de ingang was vertraagde hij weer. Dankbaar stapte hij de droogte van de grot binnen en schudde zijn lichaam uit. Hij zette zijn lippen aan een klein plasje om een paar slokken water te drinken en zocht een droge plek waar hij met een zware plof neer ging liggen. Vermoeid sloot hij zijn ogen en droomde hij weg, niet bewust zijnde van de hoeven die richting hem kwamen.
En daar liep hij dan, met zijn oren tegen zijn schedel aan gedrukt. Doorweekt tot op zijn huid. Een sombere blik vulde zijn grote bruine ogen. Zijn ramsneus wiegde heen en weer op het tempo van zijn stap. Navayo hield helemaal niet van onweer. Eigenlijk hield hij de laatste tijd van helemaal niets meer. Zijn ooit zo glanzende vacht was dof geworden, zijn lange manen waren kort geschuurd en zijn staart stak alle kanten uit. Sinds hij DH had verlaten had de hengst een zwaar leven gehad. Veel schoot er niet meer over van het machtige dier dat hij ooit was geweest.
Door wanhoop gedreven was hij terug gekeerd naar het land waar hij ooit zo gelukkig was geweest. Hij begreep niet waarom hij deze prachtige plek ooit had verlaten. Misschien was het de wrok geweest richting Sunset's ongeboren veulen, al kon hij zich dat nu haast niet meer voorstellen. Hij zou zijn leven geven om de kleine bonte merrie nog eens te kunnen zien, haar geur door zijn neusgaten te laten gieren. Oh wat verlangde hij naar zijn allerliefste Sunset. Hij had zijn leven vergooid alsof het niets was, het had hem allemaal niet meer uitgemaakt. Naf had gedacht dat het leven aan zijn voeten lag, dat hij kon doen wat hij wou. Jammer maar helaas, zo was het niet gegaan.
Hij tilde zijn hoofd wat hoger. Zijn ogen vulden zich met een sprankje hoop. In de verte was een grot waar hij zou kunnen schuilen. Met een kleine motivatie van zichzelf zette hij zijn uitgemergelde lichaam in een versnelling hoger. Een klein sukkeldrafje kreeg hij uit zijn lichaam geperst. Van zodra hij aan de ingang was vertraagde hij weer. Dankbaar stapte hij de droogte van de grot binnen en schudde zijn lichaam uit. Hij zette zijn lippen aan een klein plasje om een paar slokken water te drinken en zocht een droge plek waar hij met een zware plof neer ging liggen. Vermoeid sloot hij zijn ogen en droomde hij weg, niet bewust zijnde van de hoeven die richting hem kwamen.