Vier lange benen schoten over de kale donkere vlakte. Een zwarte staart en zwarte manen golfden op het ritme van de wind door de lucht. Ogen waarin het vuur van de hel in leek te branden hielden hun omgeving goed in de gaten. Twee fijne oren waren bijna onzichtbaar, zo plat lagen ze in de nek van het paard gedrukt. Langzaam werd de lucht grijzer en grijzer, op een gegeven moment leek hij bijna zwart. Een lichtflits schoot door de lucht en een luide knal weerklonk; Regen kwam met bakken tegelijk uit de hemel vallen. Nog sneller vloog het bruine paard over het land dat nu langzaam meer begroeid werd. Haar neusgaten waren opengesperd en haar hoeven spatten veel modder op, waarna ze diepe hoefafdrukken achterlieten in de zachte ondergrond. Een boom viel vlak achter haar op het pad, maar ze gaf geen krimp; ze was al lang weer honderd meter verder. De bruine merrie kende geen angst.
Arwen brieste en haar flanken gingen snel op en neer terwijl ze doorrende. Haar bruine vacht werd bijna zwart door de grijsheid van de wolken en de neergevallen regen. Modder spatte in het rond en water drupte van haar hoofd af. Maar dat deerde haar niet. Ze snoof en diverse geuren drongen haar neusgaten binnen. In al die jaren had ze zoveel geuren geïdentificeerd dat ze al snel wist dat er een rivier in de buurt was. Haar blik was ijzig als altijd, maar de vastberadenheid was duidelijk te zien. Binnen enkele seconden zou ze bij de rivier zijn en wat wilde ze dan gaan doen? Misschien kon ze daar een kleine, korte pauze houden. Een konijn schoot over haar pad en ze sloeg achteruit; wat haar gemakkelijk afging, ondanks de vliegende galop. Geen enkel dier zou haar pad ongestraft kunnen kruisen. Vaak had ze gevochten en bijna altijd had ze gewonnen. Hierdoor had ze ook diverse littekens die haar lichaam ontsierden. Maar het bracht haar geen pijn, en ze kende ook geen medelijden. Iedereen die het durfde om het gevecht met haar aan te gaan, verdiende geen medelijden en zou dat ook zeker niet krijgen. Ze was ongenadig.
Na een tijdje ging ze over in een draf en toen ze bij de rivier aankwam, hield ze abrupt halt. Nog steeds regende het, maar de meeste onweer was voorbij. Dat vond ze jammer. Want ze hield van het slechte weer.. Het was duidelijk dat hier vaak en veel paarden kwamen en ze vernauwde haar ogen terwijl ze de omgeving afspeurde. Haar houding was dreigend en voor veel paarden angstaanjagend. Maar je wist nooit of er een waaghals was die het aandurfde om met haar te communiceren. Paarden die aan de goede kant stonden, dus de slechte kant, maakten af en toe nog wel een kans om redelijk vriendelijk behandeld te worden. Ze brieste en hinnikte een keer terwijl ze hoog steigerde. Met een klap kwam ze neer en ze voelde de grond dreunen. Misschien was er wel een of andere onnozele gans die zou antwoorden?
Arwen brieste en haar flanken gingen snel op en neer terwijl ze doorrende. Haar bruine vacht werd bijna zwart door de grijsheid van de wolken en de neergevallen regen. Modder spatte in het rond en water drupte van haar hoofd af. Maar dat deerde haar niet. Ze snoof en diverse geuren drongen haar neusgaten binnen. In al die jaren had ze zoveel geuren geïdentificeerd dat ze al snel wist dat er een rivier in de buurt was. Haar blik was ijzig als altijd, maar de vastberadenheid was duidelijk te zien. Binnen enkele seconden zou ze bij de rivier zijn en wat wilde ze dan gaan doen? Misschien kon ze daar een kleine, korte pauze houden. Een konijn schoot over haar pad en ze sloeg achteruit; wat haar gemakkelijk afging, ondanks de vliegende galop. Geen enkel dier zou haar pad ongestraft kunnen kruisen. Vaak had ze gevochten en bijna altijd had ze gewonnen. Hierdoor had ze ook diverse littekens die haar lichaam ontsierden. Maar het bracht haar geen pijn, en ze kende ook geen medelijden. Iedereen die het durfde om het gevecht met haar aan te gaan, verdiende geen medelijden en zou dat ook zeker niet krijgen. Ze was ongenadig.
Na een tijdje ging ze over in een draf en toen ze bij de rivier aankwam, hield ze abrupt halt. Nog steeds regende het, maar de meeste onweer was voorbij. Dat vond ze jammer. Want ze hield van het slechte weer.. Het was duidelijk dat hier vaak en veel paarden kwamen en ze vernauwde haar ogen terwijl ze de omgeving afspeurde. Haar houding was dreigend en voor veel paarden angstaanjagend. Maar je wist nooit of er een waaghals was die het aandurfde om met haar te communiceren. Paarden die aan de goede kant stonden, dus de slechte kant, maakten af en toe nog wel een kans om redelijk vriendelijk behandeld te worden. Ze brieste en hinnikte een keer terwijl ze hoog steigerde. Met een klap kwam ze neer en ze voelde de grond dreunen. Misschien was er wel een of andere onnozele gans die zou antwoorden?