Je bent niet ingelogd. Log in of registreer je

The water doesn't frighten me.

5 plaatsers

Ga naar pagina : 1, 2  Volgende

Ga naar beneden  Bericht [Pagina 1 van 2]

Arwen

Arwen

Vier lange benen schoten over de kale donkere vlakte. Een zwarte staart en zwarte manen golfden op het ritme van de wind door de lucht. Ogen waarin het vuur van de hel in leek te branden hielden hun omgeving goed in de gaten. Twee fijne oren waren bijna onzichtbaar, zo plat lagen ze in de nek van het paard gedrukt. Langzaam werd de lucht grijzer en grijzer, op een gegeven moment leek hij bijna zwart. Een lichtflits schoot door de lucht en een luide knal weerklonk; Regen kwam met bakken tegelijk uit de hemel vallen. Nog sneller vloog het bruine paard over het land dat nu langzaam meer begroeid werd. Haar neusgaten waren opengesperd en haar hoeven spatten veel modder op, waarna ze diepe hoefafdrukken achterlieten in de zachte ondergrond. Een boom viel vlak achter haar op het pad, maar ze gaf geen krimp; ze was al lang weer honderd meter verder. De bruine merrie kende geen angst.
Arwen brieste en haar flanken gingen snel op en neer terwijl ze doorrende. Haar bruine vacht werd bijna zwart door de grijsheid van de wolken en de neergevallen regen. Modder spatte in het rond en water drupte van haar hoofd af. Maar dat deerde haar niet. Ze snoof en diverse geuren drongen haar neusgaten binnen. In al die jaren had ze zoveel geuren geïdentificeerd dat ze al snel wist dat er een rivier in de buurt was. Haar blik was ijzig als altijd, maar de vastberadenheid was duidelijk te zien. Binnen enkele seconden zou ze bij de rivier zijn en wat wilde ze dan gaan doen? Misschien kon ze daar een kleine, korte pauze houden. Een konijn schoot over haar pad en ze sloeg achteruit; wat haar gemakkelijk afging, ondanks de vliegende galop. Geen enkel dier zou haar pad ongestraft kunnen kruisen. Vaak had ze gevochten en bijna altijd had ze gewonnen. Hierdoor had ze ook diverse littekens die haar lichaam ontsierden. Maar het bracht haar geen pijn, en ze kende ook geen medelijden. Iedereen die het durfde om het gevecht met haar aan te gaan, verdiende geen medelijden en zou dat ook zeker niet krijgen. Ze was ongenadig.
Na een tijdje ging ze over in een draf en toen ze bij de rivier aankwam, hield ze abrupt halt. Nog steeds regende het, maar de meeste onweer was voorbij. Dat vond ze jammer. Want ze hield van het slechte weer.. Het was duidelijk dat hier vaak en veel paarden kwamen en ze vernauwde haar ogen terwijl ze de omgeving afspeurde. Haar houding was dreigend en voor veel paarden angstaanjagend. Maar je wist nooit of er een waaghals was die het aandurfde om met haar te communiceren. Paarden die aan de goede kant stonden, dus de slechte kant, maakten af en toe nog wel een kans om redelijk vriendelijk behandeld te worden. Ze brieste en hinnikte een keer terwijl ze hoog steigerde. Met een klap kwam ze neer en ze voelde de grond dreunen. Misschien was er wel een of andere onnozele gans die zou antwoorden?

Zara

Zara

De kille lucht deed een grote brede merrie grijnzen. De wolken plakten samen en begonnen een dans in het zwart. Regendruppels vlogen naar beneden en vielen tussen de oren van de merrie. Met haar neus op haar borst en haar oren fel en strak naar achter beschermde haar dikke manen bos haar nek tegen de harde regen. Niet dat het wat uitmaakte, Maar zo zag zij beter en had zij voordeel! Haar zware maar vooral grote hoeven lieten de aarde opspatten wat zorgde voor ijzige spetters op haar buik. Haar kille ogen trachtten onder haar voorpluk heen te kijken, Maar helaas. Er was enkel een vreemde gloed te zien in haar ogen, die nietszeggend in de verte keken..

Zara Galoppeerde woest over de drassige grond en haar hoeven
raakten licht maar toch dreunend de grond. Haar ogen lagen fel in haar nek en haar lippen waren een beetje omhoog gekruld. Tja, De macht ter gewoonte! Haar neus lag op haar borst en woest schudde ze haar hoofd. Hier en daar rook ze enkele flauwe sporen van paarden, maar de regen maakte dat ze zich diep moest concentreren op de enkele geuren. Bij elke galoppas die Zara maakte veerde haar hoofd enkele centimeters mee en ging ze sneller en sneller. Een schim van 1.90 passeerde je en een kille glinstering werd in je geheugen geprent. Als je er was. De rivier was volkomen uitgestorven op een verse geur na. Een merrie galoppeerde recht voor haar en Zara versnelde haar pas. Ze ging sneller en sneller en toen ze zag dat de merrie stilstond stond zij ook stil. Ze steigerde hoog en uitdagend keek ze de merrie aan. Wat voor vlees had ze nou in de kuip.. ?

Salvedir

Salvedir

De roodbruine hengst galoppeerde langs de lange rivier. Een donkere, woeste sfeer hing rond hem heen, zijn houding was dreigend en dominant. Het water naast hem bulderde en stroomde woest, door de vele regenval. De regen kletterde vanuit de donkere, met wolken bedekte hemel. De hengst, Salvedir, stootte een lange, schelle hinnik uit. De ijzige wind waaide door zijn natte manen, maar was lang zo ijzig niet als zijn hart. Zijn donkergroene ogen keken kil en haatdragend om zich heen, geen beweging ontging aan hem ondanks het hoge tempo van zijn rengalop. Zijn hoeven kletterden met een metaalachtig geluid op de stenen, zijn spieren verlengden zich en verkortten weer in een hoog tempo terwijl de omgeving aan hem voorbijflitste. Hij snoof kwaad toen een vogel voor zijn voeten weg probeerde te vliegen maar te laat was, want zijn machtige hoeven hadden de vleugels van het beest al geplet. Hij grijnsde gemeen. Daarna bokte hij even met zijn benen hoog de lucht in, om daarna in onverminderd tempo door te galopperen. Hij snoof toen hij de geur van twee paarden in de buurt rook. Meer dan dat kwam hij ook niet te weten want de regen blokkeerde zijn reukvermogen. Hij besloot er naartoe te gaan. Toen zag hij de twee paarden, twee merries. De ene kende hij, de ander was onbekend. Hij stopte op een afstand en keek hen peilend aan, met kille, berekenende ogen. Hij zwiepte met zijn natte staart tegen zijn flank, wat een luide 'klets!' veroorzaakte.

Arwen

Arwen

Regendruppels liepen in grote snelheid over haar hoofd waarna ze op de grond drupten. Het deerde haar niet. De wind, die ijzig koud aanvoelde, bracht haar geen koude. Haar gevaarlijk fonkelende ogen namen iedere kleine beweging waar. Een windvlaag bracht twee nieuwe geuren haar kant op en ze spande haar spieren aan. Klaar om een gevecht te beginnen, mocht dat nodig zijn.
De rivier had iets angstaanjagends, maar aan de andere kant was het een uitdaging. Het water van de rivier beukte tegen de kanten aan en stroomde op sommige plaatsen over. Takken werden opgeslokt en weer uitgespuwd. Arwen stond op scherp en wachtte totdat de twee paarden,van wie de geur afkomstig was, haar zouden naderen. Haar oren lagen nog steeds plat in haar nek gedrukt, maar hoorden daardoor niet minder. Ieder geluidje ving ze op en ze nam een dominante, maar dreigende houding aan. Zouden de paarden van die zielige goedzakjes zijn? Ze wist nu al dat die niet lang meer zouden leven. Haar staart sloeg door de lucht en striemde op haar achterhand; door het water was haar staart zwaarder geworden, maar Arwen kende pijn noch angst. Het geluid van hoeven die ritmisch de grond raakten werd luider en ze draaide een oor een millimeter in de richting waar de paarden vandaan zouden komen.
Abrupt stond het eerste paard stil en de merrie keek het andere paard strak aan. Haar houding was kil en dreigend; de blik in haar ogen was haast dodelijk. Toch was er onder al het vijandelijke een beetje nieuwsgierigheid te zien. Ze wilde toch weten wie het paard was. Met een zwiep van haar staart draaide ze zich half om zodat ze de merrie strak aan kon kijken, maar voordat ze haar een minachtende blik kon toewerpen, hoorde ze een ander paard aankomen. Dit keer vernauwde ze haar ogen terwijl ze een roodbruine hengst aankeek. Haar ogen schoten vuur; het was twee tegen één..
Ze ademde diep in en uit om zichzelf in de hand te houden en keek beide paarden een voor een aan. Haar neusgaten waren opengesperd zodat ze hun geuren goed kon opvangen en kon onthouden. Zwijgend analyseerde ze de paarden. Beiden leken ze op het eerste gezicht niet aan de kant van de goedzakken te staan. Hun houding was dreigend en kil, net zoals die van haar zelf. Hierdoor vloeide de meeste spanning die in haar lichaam zat langzaam weg en had ze het idee dat ze deze paarden kon beschouwen als paarden die aan de juiste kant stonden; de slechte kant dus. Arwen snoof een keer en gooide haar hoofd dominant in de lucht, daarna keek ze de merrie, die er het eerst was, strak aan en stampte ze met een hoef op de grond. ”Wie ben je?” vroeg ze op een zachte, maar uiterst kille toon. Ze wist zelf heel goed dat zij hier de nieuweling was en dat zij eigenlijk op de laagste rang stond. Maar ze begroette nooit iemand vriendelijk. Waarom zou ze dat nu wel doen? Daarna schoot haar blik naar de hengst en nam ze hem schattend in zich op. ”Diezelfde vraag stel ik aan jou.” Ze wendde haar blik van beide paarden af en keek in de verte, wachtend op een antwoord. Áls er een antwoord zou komen..

Zara

Zara

Ze bekeek de merrie voor haar eens. Haar spieren rolden onder haar zachte, natte vacht, Kil keken twee paar donkere ogen aan en de merrie voor haar snoof. Nog killer keek Zara haar aan. ‘’Mijn naam?’’ Zei ze met haar zachte, licht hese en zuivere stem. ‘’Mijn naam word vier lentes door mij gedragen en betekend vorstin, Hij is enkele letters lang en makkelijk uit te spreken’’ En ze keek de merrie aan met een blik die geen tegenspraak duldde. Zij was groot, de merrie was gemiddeld. Met haar 1.90 stak ze zeker een centimeter of tien uit. Maar in een gevecht speelde lengte geen rol, het gaat om kracht, tactiek, behendigheid en een slim stel hersens. Niet dat zij ging vechten, Als het voor haar nadelig zou kunnen eindigen begon ze er niet aan. Maar ze wou de merrie en de licht bekende hengst wel zien vechten. Haar oren lagen in haar nek en ze spande haar spieren aan. Ze maakte haar borst breder en door de krachtige regen werd een wond opengemaakt waardoor het bloed even snel als de regen over haar borst naar beneden liep. De rivier kolkte en hier en daar spatten enkele koude druppels op. Zara grijnsde. Ze wachtte al lang op de merrie, Zou die haar raadsel niet op kunnen lossen

[flutpost!]

Salvedir

Salvedir

Salvedir keek naar de twee merries, zijn ogen vernauwend. Hij zag hoe de grote shire merrie die hij al kende weer eens haar voor hem al bekende raadseltje vertelde. "Hee, die ken ik." snoof hij naar de merrie, met een lichte grijns. Toch bleven zijn donkergroene ogen oplettend naar de twee merrie's voor hem kijken, kil en berekenend. De onbekende merrie voor hem was kennelijk geen goedzakje, maar zo'n toon duldde hij niet en hij kon het niet laten op kille toon te zeggen; "Een beetje respect, merrie. De naam is Salvedir en beter vertel jij je naam nu ook." en hij schraapte met zijn hoef over de stenen naast de rivier, die een scherp en raspend geluid maakten waar een goedzakje van zou rillen. De roodbruine hengst keek even naar de rivier, die woest kolkte en bulderde. Golven die tegen de stenen ernaast kapot sloegen wierpen een paar spetters op zijn vacht waar machtige spieren onder te zien waren. De spetters versmolten met de regen die van hem afdrupte. Hij schraapte weer ongeduldig met zijn hoef over de grond, om daarna weer met zijn oren plat in zijn nek gedrukt naar de twee paarden voor hem te kijken. Hij stond dominant en zwiepte met zijn natte staart heen en weer.

Arwen

Arwen

Haar ogen schoten naar de merrie toen ze sprak en de blik in haar ogen werd killer. Nu pas nam ze de merrie echt goed in zich op en het was wel duidelijk dat zijzelf hier nu de kleinste was. Ook de hengst leek een centimeter of tien groter. Want de bruine merrie, die vele gevechten had gewonnen door snelheid en tactiek, was zelf maar 1.65 groot. Wat ze overigens een fijne maat vond, want zo stak ze niet overal bovenuit en kon ze gemakkelijk ergens tussendoor schieten.
Arwen zwiepte met haar staart en keek de merrie strak aan terwijl ze nadacht. Het moest niet moeilijk zijn, bedacht ze en ze pijnigde haar hersenen. Haar houding werd hierom niet minder kil en dreigend. ”Zara.” De merrie sprak het woord zacht en kil uit en ze keek de grote shire even aan. Aan haar houding zag ze dat ze het juist had en ze draaide haar hoofd naar de hengst die aan de andere kant stond. Ze stampte met haar hoef op de grond toen hij zei dat ze respect aan hem moest tonen. Van alles wat hij kon zeggen en wat niet, zei hij dit. En respect was iets dat ze niet toonde. Ze kon het wel voelen, maar tonen deed ze niet. Haar ogen schoten vuur en ze keek de hengst woedend aan. Geen enkel paard zou haar kunnen domineren, haar kunnen vertellen wat zij moest doen. En hij dus ook niet. Ze brieste en sloeg met haar staart terwijl ze zichzelf in bedwang hield. Het was niet verstandig om nu aan te vallen, dat wist ze zelf ook heel goed. Uiteindelijk antwoordde ze aan beide paarden tegelijk. ”Ik ben Arwen genoemd, de betekenis van mijn naam is het tegenbeeld van mijn karakter..” Haar stem klonk dreigend maar ergens ook waarschuwend. De paarden die tegenover haar stonden moesten niet denken dat ze lief en goed was. Zich zou gedragen als een goede. Nee, zij, Arwen, bij wie de schoonheid niet leek te kloppen bij het karakter, was ‘slecht’, kil en ze kon uiterst gevaarlijk zijn.

Zara

Zara

‘’Je bent slim merrie!’’ Zei ze met haar emotieloze stem. Traag draaide haar hoofd richting die van de merrie toen ze even knikte. Met nog steeds haar oren in haar nek. Ze was dan wel slecht, ze kon wel laten zien dat ze niet wou vechten, tenzij die merrie zo’n drammertje was! Ze ging nog even wat breder staan en gooide haar hoofd hoog in de lucht. Zo bleef ze haar aankijken. Aan die hengst schonk ze geen aandacht..

mot zo slapen, morgen word ie langer!

Salvedir

Salvedir

Salvedir staarde kil en onverschrokken terug in de woedende ogen van de merrie, en hield zijn oren plat in zijn nek. Onbewust spande hij zijn spieren. Hij was niet bang voor haar, hij was niet bang voor wie dan ook. Hij rolde geïrriteerd met zijn ogen en zwiepte met zijn kletsnatte staart tegen zijn flank, toen ook Arwen haar naam vertelde. Die merrie's, die maakten werkelijk een probleem van alleen al het zeggen van hun naam! Eerst Zara, nu Arwen. Hij hield het maar gewoon kort. Als ze zijn naam maar onthielden, vond hij het best. Hij keek met donkere ogen naar de merrie's voor hem, een gevaarlijke glinstering was er in te zien. Toch viel hij niet aan, en hij voelde dat Arwen dat ook niet zou doen. Je had altijd de kans dat het 2 tegen 1 werd en de drie paarden waren alledrie sterk en gespierd, en hadden aan de littekens te zien ook al heel wat gevochten. Salvedir richtte zijn hoofd fier op en bleef dominant staan, hij keek even omhoog zodat regen langs zijn hoofd naar de grond drupte, of bleef hangen in zijn ravenzwarte voorpluk. De donkere wolken boven hem zagen er zo zwart en dicht uit dat het leek alsof ze nooit weg zouden gaan. Waar Salvedir geen problemen mee zou hebben; Hij hield van dit weer. Niet veel goedzakjes, alles donker en koud. Koud en kil als zijn ogen, ijzig als zijn hart waar toch ook een vlammende haat in brandde.

Arwen

Arwen

Ze keek de grote merrie, die Zara was genoemd, minachtend aan. Haar antwoord kwam aan als een belediging. Haar hoef stampte haard op de grond en hierdoor spatte het water dat op de grond lag omhoog. De regen kwam nog steeds in een hoog tempo naar beneden vallen waardoor ze beide paarden niet helemaal duidelijk kon zien. Maar het beeld dat ze had was duidelijk genoeg. Ze ontspande zichzelf nog niet. Hoewel de twee paarden die tegenover haar stonden kalm oogden, wist ze dat schijn kon bedriegen. Haar staart sloeg dreigend door de lucht en haar blik gleed naar de hengst. De afkeurende blik zei genoeg en ze schudde met haar hoofd. Het voelde allemaal een beetje dubbel aan. Aan de ene kant wilde ze een van hen uitdagen, maar aan de andere kant wist ze dat het zinloos zou zijn. Echter, aan de andere kant wilde ze meer van beide paarden weten. Waren hier kuddes? Dat moest haast wel. Wat voor een land was dit nou precies? Ze vroeg het niet. Het zou vernederend zijn, nu nog wel. Ze brieste en liet haar hoofd een beetje zakken terwijl ze een paar seconden naar de woeste rivier keek. Door de regen leek hij nog woester en groter en een gemene glimlach speelde rond haar lippen. Wat hield ze enorm van dit slechte weer. Het zou geweldig zijn als hier ook nog onweer bij zou komen, maar de onweer had ze al gehad. Haar donkere ogen schoten daarna weer naar de twee paarden tegenover haar. Ze moest alert blijven. Dat was een van de eerste dingen die ze had geleerd. Het niet alert zijn was vaak een van de grootste struikelpunten van de grootste vechtersbazen. Mede hierdoor had ze gevechten gewonnen. Ze zwiepte verveeld met haar staart en keek de grote merrie kil aan. De merrie was bedreigend gaan staan en ze moest toegeven dat ze er indrukwekkend uitzag, vooral door haar grootte en breedte, maar het deed haar verder niets. Hier werd ze niet bang van. Ze snoof en schraapte met haar hoef. ”Ik ben niet dom. Hier ga ik geen gevecht aan.” sprak ze zacht waardoor haar stem nog killer klonk. Haar ogen fonkelden van kille haat en ze keek de hengst even aan, wat was zijn aandeel in dit gesprek?

Salvedir

Salvedir

Salvedir rolde weer met zijn ogen. Alsof hij dat niet door had. Die conclusie had hijzelf ook al een tijd geleden getrokken. Hij keek naar haar bruine gestalte door de stromende regen heen. "Meen je dat nou." zei hij sarcastisch. Salvedir verveelde zich eigenlijk nogal, en daar kreeg hij een slecht humeur van. Hij wilde iets doen. Zijn blik gleed over de omgeving en kreeg een konijn, dat waarschijnlijk op zoek was naar zijn schuilplaats, in het zicht. Het diertje droop van het water en snuffelde met zijn neusje. Salvedir grijnsde. Tijd om even wat beweging in zijn spieren te krijgen. Hij liep kalm naar het diertje. Zijn grote schaduw viel over het konijn, dat plotseling angstig op keek naar hem. Toen was het al te laat. Salvedir had zich bliksemsnel omgedraaid en had het konijn een trap gegeven, zodat het gelanceerd werd en ergens in de begroeing neerplofte. Een zacht kreetje was te horen toen het dier geraakt werd en landde. Zo. Dat was dat, dacht hij en grijnsde gemeen. Toen keek hij naar de bruine merrie voor hem. "Wat doe je hier, Arwen die het tegenovergestelde van haar naam is?" zei hij weer sarcastisch. Voordat hij de nieuweling enig respect zou tonen, zou zij zichzelf eerst moeten bewijzen bij hem. Niet dat respect bij Salvedir véél respect betekende, maarja. Hij keek met kille, donkergroene ogen vanonder zijn druipende voorlok naar de twee merrie's voor hem, twee gestalten door de regen heen. De één groot, de ander iets kleiner. Zijn oren hield hij plat tegen zijn schedel gedrukt, zijn neusgaten wijd opgengesperd. Hij bleef dominant staan, want zou was Salvedir nou eenmaal. Hij liet zich door niets of niemand kleineren of commanderen.

Arwen

Arwen

De zwarte fonkelende ogen van de merrie schoten door de omgeving en ze sloeg een keer dreigend met haar staart toen de sarcastische woorden van de hengst haar bereikten. Haar neusgaten sperden zich open en ze snoof diep. Langzaam aan begon de rivier vol te raken en op sommige plaatsen stroomde het water over de oever heen. Haar aandacht werd hierdoor even afgeleid en ze kneep haar ogen samen terwijl ze naar het woeste water keek. Daarna draaide ze een oor wat omhoog uit haar nek zodat ze het in de richting van de hengst kon draaien; hij was in beweging gekomen en desalniettemin was ze wel nieuwsgierig. Ze keek minachtend toe terwijl hij het konijn verpletterde en kon een kleine voldane grijns niet onderdrukken. Onschuldige dieren waren de meest irritante wezens die er op aarde rondliepen. Ze verdienden het niet om vredig te mogen leven. Al snel drukte ze haar oren weer plat in haar nek en ze stampte met haar hoef kwaad op de grond toen de hengst weer tot haar sprak. Zijn sarcasme beviel haar niet en de spier in haar schouder trilde; dat was altijd een gevaarlijk teken. Maar ze hield haar woord: hier ging ze geen gevecht aan, al zou het veel moeite kosten om dat te vermijden. Ze sloeg woedend met haar staart en haar ogen vlamden kil. ”Donkere, koude en onvoorspelbare dagen zijn voor mij als de lichte, warme vrolijke dagen voor die goedzakjes.” Haar stem was zacht en hierdoor des te killer. Een kille glimlach krulde haar mondhoeken lichtjes maar er was nergens vriendelijkheid te zien. ”Maar verder denk ik niet dat het je wat aangaat wat ik hier doe..” voegde ze er minachtend aan toe. Haar zwarte ogen fonkelden boosaardig en ze stampte nog een keer hard met haar hoef zodat water dat op de grond lag opspatte.

Salvedir

Salvedir

Salvedir zag dat er een klein grijnsje rond Arwens mond lach. Hij snoof toen ze hem minachtend aansprak. Dat toontje beviel hem niet, helemaal niet. Hij stampte met zijn hoef op de grond en schudde geïrriteerd met zijn kletsnatte manen, die druppels rond lieten vliegen. Daarna landden zijn manen weer op zijn hals, waar de dikke druppels weer er vanaf rolden op de grond. Tsk, wat moest die merrie nou helemaal van hem? De hele tijd geheimzinnig doen enzo. Het irriteerde hem gewoon, op de één of andere manier. Hij had zin om te vechten, om rake klappen uit te delen wat hem meestal wel lukte. Maar hij ging hier geen gevecht aan, net zoals hij wist dat de bruine merrie voor hem dat ook niet zou doen. Toen ze zei dat het hem niet aanging wat ze hier deed, haalde hij bruusk en onverschillig zijn schouders op. Wat kon hem het ook boeien, dacht de hengst en probeerde zijn voorlok uit zijn ogen te blazen. Hij schudde even wild met zijn hoofd en de haren lagen druipend langs zijn oor. Toen draaide hij zijn hoofd half, en keek Arwen met één donkergroen fonkelend oog wantrouwend aan. Hij straalde kilte en haat uit, en had een wat-kan-mij-het-nou-schelen houding. "Goed, merrie. Dan vertel je het niet. Maar wat moet je van mij, of van ons?" vroeg hij onverschillig. De 'ons' sloeg op hem en Zara. De roodbruine hengst schraapte weer met zijn hoef over de grond en stampte er daarna hard mee. Hij wist niet goed wat hij nou aan Arwen had.

Chegyo

Chegyo

Doorweekt van de vallende regen stapte de cremello-kleurige merrie langs de oever van de rivier. Haar melkblauwe ogen gefixeerd op het gebied voor haar. De lucht boven haar was grijs en leek de komende tijd niet te willen stoppen met het verspillen van water. Irritatie baande zich een weg naar boven toen ze voor zich drie andere paarden zag staan, onhoorbaar door het bulderende geraas van de rivier die zijn best deed al het water af te voeren naar de zee voordat hij buiten zijn oevers zou treden, zuchtte Chegyo. Bij het zien van andere paarden was ze het liefst omgekeerd en linea recta het bos weer ingestapt. Ze vond het niet vanzelfsprekend dat omdat ze toevallig niet goed was ze ook maar gelijk van regen moest houden. Veel liever had ze droog weer, bewolkt en winderig oké, maar de regen mocht van haar part achterwege blijven. Ze sperde haar neusgaten wijd open en brieste leuid om zichzelf aan te kondigen. Haar ogen gleden over de andere aanwezigen. De enige hengst leek meer op een neutraal paardje dat zich slecht probeerde voor te doen. Haar starende blik bleef hangen bij de sierlijk gebouwde bruine merrie, die straalde dezelfde haat uit als die bij haar vanbinnen zat. Ze hield halt toen ze recht tegenover de hengst stond en keek hem met een doodse maar doordringende blik aan. Haar ogen hadden een kleur die je liet denken dat ze blind was, maar dat was alles behalve het tegendeel. Kleuren waren voor haar zelfs duidelijker dan voor andere paarden. Dat zat gewoon in haar genen, de dubbel verdunde genen van haar ouders hadden haar dit uiterlijk gegeven. Het enige waar ze hun dankbaar voor was. Voor de rest konden ze wat haar betreft dood neervallen. Doordat ze pas later erbij was komen staan had ze hun gesprek gemist. 'Wat zijn jullie namen?' Haar stem was neutraal, emotieloos en berekend. Ze hoopte dat deze drie paarden, die overduidelijk slecht waren niet dom gingen doen over het niet vertellen van hun naam. Ze waren voor haar alleen maar een aanspreekmiddel, sommigen die ze had ontmoet waren lang bezig geweest een gevat antwoord te bedenken en waren onthutst als ze te horen kregen dat het haar niet uitmaakte.

Arwen

Arwen

Terwijl ze de hengst kil aankeek, sloeg ze een keer met haar staart. Dit “gesprek”, nouja, voor zover je het een gesprek kon noemen, begon haar te vervelen en ze zuchtte. Haar oren lagen nog steeds plat in haar nek en de kilte, woede, trots en dominantie was onmiskenbaar in haar houding. Door de regen plakten haar manen als slierten tegen haar hals en dikke druppels rolden van haar vacht. Haar hoeven begonnen steeds dieper in de modder weg te zakken en ze zette een stap opzij. Ze zag dat de hengst tegenover haar het uiterste van zijn beheersing moest vragen om haar niet aan te vallen en ze brieste; het was haast uitdagend. Zijn onverschillige toon raakte haar niet en ze keek de hengst even aan voordat ze antwoordde. ’Ik hoef niets van jullie. Feit blijft dat ik hier het eerst was, júllie kwamen daarna aan. Dus deze vraag zou ik het best aan jou kunnen stellen.’ haar stem was spottend en ze keek de hengst aan. Haar woorden waren waar, ze wilde niets van hen. Eigenlijk wist ze ook niet waarom dit gesprek gaande was. Er werden niet veel nuttige dingen gezegd. Waar ze wel bijna zeker van was, was dat ze niet zeker wist of ze de hengst heel zou laten als ze hem nog een keer tegen kwam. Hij irriteerde haar en ze wist dat zij hem ook irriteerde, dat was wel duidelijk. Een zachte bries ontsnapte uit haar neusgaten en ze ademde een keer diep in en uit. Een nieuwe geur werd door haar geïdentificeerd en ze snoof diep. Er was een ander paard dat naderde en ze draaide haar oren naar achteren. Haar ogen vernauwden zich toen er een gestalte aan kwam en ze besturde de cremello kleurige merrie aandachtig. Ze was niet zo grof gebouwd als Zara, haar bouw was fijner. Desalniettemin was ze toch groter dan Arwen zelf; feitelijk gezien was bijna iedereen groter dan haar. De houding van de merrie beviel haar wel, het was duidelijk dat zij aan dezelfde kant stond als zij, maar ze overdreef niet. Met een minachtende blik keek ze de merrie aan voordat ze sprak. ’Ik ben Arwen genoemd. En hoe is jouw naam?’ Haar stem was kil en ze sloeg een keer dreigend met haar staart. Het was niet zo dat ze deze merrie wel zomaar heel zou laten omdat ze haar houding toevallig mocht.

Flutpost. Het lijkt veel, maar er staat volgens mij niet veel zinnigs in..

Salvedir

Salvedir

Salvedir rolde weer met zijn ogen, wat een gewoonte geworden was in dit gesprek. Ze blééf maar brutaal zijn. Salvedir bleef dominant staan, de sfeer van woede, haat en kilte lag als een deken om hem heen. Hij voelde gewoon dat Arwen hem het liefste óók aan zou vliegen, maar het net zoals hij niet zou doen. Hij snoof toen er een ander geluid naderbij kwam; De hoefslag van een paard. Zijn oren kwamen een klein stukje, en dan ook echt een kléin stukje uit zijn nek om beter te luisteren en de plek van het paard te vinden, voor het te voorschijn kwam. Hij snoof en rook dat het een merrie was. Als ze maar niet óók irritant ging doen. Eentje was genoeg. De cremello merrie naderde door de stromende regen, die maar niet leek te stoppen. Waar hij geen problemen mee had. Salvedir's priemende ogen waren nu op haar, de witte merrie, gericht. Zijn oren gingen weer plat in zijn nek liggen en drukten tegen zijn schedel. De merrie vroeg hen om hun naam. Salvedir besloot om niet moeilijk te doen en zei kort en bondig; "Salvedir. En jouw naam is...?" Hij keek haar scherp aan, terwijl hij dominant bleef staan. Hij zou geen respect tonen tegen wie dan ook. Hij schraapte even met zijn hoef over de grond. Uit zijn ooghoeken bleef hij Arwen in de gaten houden. Als de bruine merrie ook maar iets van een aanval probeerde, dan was het afgelopen met haar. Ze hoefde maar één trap uit te delen en ze werd vermorzeld door zijn hoeven. Salvedir stelde zich het krakende geluid van brekende botten al voor, en bijna grijnsde hij gemeen. Bijna. Maar toch hield hij zich in, hij zou niet aanvallen want hij wist dat dat niet verstandig was hier. Hij was geen jong, hyper hengstveulen dat overal tegenop stormde.

Chegyo

Chegyo

Langzaam en precies gleden haar ogen over de paarden. Een zekere vorm van opluchting voelde ze toen twee van de drie gewoon hun naam vertelden, de zwaargebouwde merrie had nog geen woord gesproken en zoals zij genegeerd werd deed ze dat ook terug. Haar naar opzei gerichte oren vingen de woorden op die vroegen wat háár naam was. 'Chegyo' antwoordde ze kalm, haar achterhoef stond op rust en ze nam met koude ogen de omgeving op, het leek erop dat de regen iets afnam, in ieder geval was het nu mogelijk om meer dan twee meter voor je uit te kijken en dan ook nog werkelijk iets te zien, in plaats van alleen wazige schimmen. Haar lange manen dropen van het water en haar vacht die bij de dag dunner werd liet op sommige plekken de roze huid zien die eronder zat. Bijna iedere schimmel had een zwarte huid onder hun witte dekharen, maar de pigmentloze cremello's niet. Ze was zo licht geboren en zou altijd zo blijven. Haar moeder was een vosbonte geweest, en haar vader een pinto. Beide droegen dus het gen voor de cremello in zich mee, en daar was zij uitgekomen. Vanaf het eerste moment dat ze was geboren hadden haar ouders haar half en half in de steek gelaten, ze mocht alleen drinken als haar moeder dat uitkwam en was de rest van de tijd geforceerd om het te doen met uitgedroogd gras en boomschors in de winter. Het had haar koud gemaakt, er werd gezegd dat ze geen ziel meer had en daarom niks voelde, maar dat was niet waar. De merrie voelde wel degelijk wat, haat, frustratie en de alom aanwezige dood, dat waren haar sterkste emoties. Opnieuw gleden haar melkachtige ogen over de aanwezigen, zo te zien was ze de enige die in de Heltari zat, een selecte groep paarden die alleen de meest verdorven, slechte en haatdragende paarden toeliet. Nouja, zolang niemand haar aanviel zou ze hun ook heel laten. Voorlopig...

Arwen

Arwen

Arwen’s doodse blik bleef op de cremello kleurige merrie hangen. Ze had een vreemde, aparte kleur ogen en dat gaf haar iets angstaanjagends. Haar lichte oogkleur was de tegenstelling van die van haar. Haat en leegte was erin te zien. Niets meer, niets minder. Zijzelf was niet bang voor haar, maar ze kon zich goed voorstellen dat er veel paarden voor de merrie zouden willen vluchten. Toen de merrie sprak, knikte ze kortaf en wendde ze haar blik af. Het was een vreemde bedoeling hier: ze had eigenlijk geen idee in wat voor land ze terecht was gekomen en deze paarden –vooral de hengst- begonnen haar te irriteren. Hij probeerde haar te domineren en dat was iets waar ze niet tegen kon. Ze was een vrijgeboren merrie en zou altijd vrij blijven. Een merrie die geen leider wilde en die ook niet nodig had. Haar ogen fonkelden kil en haar blik gleed weer naar de hengst. Hij was op zijn hoede en een sluwe glimlach verscheen op haar gezicht. Wat was het nut van deze conversatie? Ze zuchtte verveeld en schudde haar natte manen uit haar gezicht. Nu de regen minder hard uit de hemel viel, kon ze de paarden beter onderscheiden en zag ze dat beide, net zoals zij, littekens hadden die hun lichaam ontsierden. Zij hadden, waarschijnlijk, ook gevochten en kenden geen angst of pijn. Ze sloeg een keer met haar staart en liep, ogenschijnlijk, rustig naar voren. Haar hoeven lieten diepe afdrukken achter in de verzadigde grond en iedere spier was gespannen. Ze was klaar om eventueel toe te slaan. Langzaam liep ze langs de hengst door en haar staart zwiepte door de lucht waardoor hij zijn achterhand raakte. Haar ogen namen ieder detail waar en ze had haar oren weer plat in haar nek liggen. Ze nam de geuren van beide paarden goed in zich op en liep daarna langs de cremello kleurige merrie. Ook bij haar raakte haar staart haar flank even, maar verder deed ze niets. Nog niet. Ze snoof en liep verder zodat ze even later weer op de plaats stond waar ze was begonnen. Haar houding was kil en dodelijk, maar een lichte uitdaging was te zien in haar zwarte ogen. De merrie zou misschien slim genoeg zijn om niet te reageren, maar zou de hengst verstandig genoeg zijn om deze, al was het maar een minuscule, uitdaging niet aan te gaan? Natuurlijk wist Arwen zelf heel goed dat ze het risico liep om afgemaakt te worden, deze paarden zouden allemaal vechten op leven en dood, maar zover zou ze het niet laten lopen. Haar brutale actie was te klein om een echt gevecht te starten. Ze keek de hengst en de merrie voor haar een voor een aan. Wachtend op een reactie.

Salvedir

Salvedir

Salvedir hoorde hoe de cremello merrie haar naam uit sprak. Geen gedoe, gewoon de naam. Dat was ten minste iets. Een minuscuul knikje, nauwelijks merkbaar, bewoog het hoofd van de hengst. Niet uit respect, zeker niet. Om aan te geven dat hij het gehoord had. Toen zette Arwen zich in beweging. Ze liep langs, en Salvedirs donkergroene ogen volgden haar geïrriteerd en nauwlettend. Zijn oren lagen plat in zijn nek gelegd toen ze langsliep, de spieren van de merrie waren gespannen net zoals de zijne, die goed te zien waren onder zijn natte vacht. Hij draaide zijn hoofd om haar te volgen terwijl de merrie langsliep, en voelde toen hoe haar staart zijn flank raakte. Bijna had hij haar een trap gegeven, zo kwaad was hij. Ze irriteerde hem de hele tijd al, en nu ging ze hem nog uitdagen ook, hoe klein en nietig die uitdaging ook was. Maar hij hield zich in, zijn spieren waren strak gespannen. Hij stampte kwaad met zijn hoef op de grond, een luide dreun klonk door in zijn oren toen zijn hoef in aanraking kwam met de steen onder hem. Een laag, grommen geluid klonk vanuit zijn keel. Als die merrie haar leven lief was, probeerde ze dat beter niet nog een keer uit, dacht de kwade hengst, en keek haar met doodse, vlammende ogen aan. Zijn ogen boorden zich in de hare. Ook al leek het alsof hij de cremello merrie vergeten was, dat was zeker niet het geval. Nog steeds was hij gespits op alledrie de paarden, al hield Zara zich afwezig. Hij schudde zijn manen heen en weer, dikke druppels rolden er vanaf al kleurde de hemel nu iets lichter. De regen minderde wat en kletterde niet zo ongenadig op hun ruggen meer, maar iets zachter. Salvedir snoof. Wat zij kon, kon hij ook. Hij zette een stap naar voren, en nog een. Toen hij naast Arwen stond, schudde hij zich wild uit. Zijn manen ketsten tegen haar nek en druppels vlogen van zijn vacht af, die de bruine merrie raakten. Een paard dat brutaal gedrag tegen hem vertoonde, kon hetzelfde terug verwachten. Toen liep hij weer terug naar waar hij stond, en wierp de cremello merrie een kille blik toe.

Chegyo

Chegyo

Een beetje spottend volgde de lichte merrie de bewegingen van Arwen en Salvedir, ze leken elkaar te willen irriteren zonder aan te hoeven vallen. Stelletje losers. Ze rolde met haar ogen en wierp een zijdelingse blik op de breedgebouwde donkerbruine merrie. Het dier had zich nauwelijks bewogen sinds zij er was, nouja, des te beter. Honend keek ze de hengst aan toen hij haar een kille blik toewierp, als hij ook maar het idee zou wekken haar aan te willen vallen dan zou zij geen aarzeling tonen om de eerste klap uit te delen, hoewel ze het ook niet erg vond om die twee elkaar af te zien maken, als ze uitgeput waren kon zij dan de genadeklap geven. Twee vliegen in één klap, letterlijk. Haar melkwitte ogen gleden terug naar Arwen, op de een of andere manier stond ze haar wel aan. Of ze haar mocht? Nee, maar zou het tot vechten leiden dan dacht Chegyo niet dat ze indien ze niet gedwongen werd voor haar eigen veiligheid te kiezen het levenslicht uit haar ogen zou slaan. Misschien ook wel, dat was aan de merrie zelf te bepalen. Minachtend snoof ze bij de aanraking van de merrie haar staart, een reactie zou ze hier niet op geven, afgezien van de vlugge zwiep van haar eigen staart die op haar beurt weer de achterbenen van Arwen raakte. Met haar oren half naar voren gedraaid om de geluiden te kunnen horen keek ze naar het toneelstukje dat ze opvoerden, het koste haar de nodige zelfbeheersing om haar gezicht in de plooi te houden en niet afgunstig te snuiven. Het leken wel twee veulens die uit probeerden hoe ver ze konden gaan voordat hun ouders hen terugfloten. Nouja, ze liet ze hun gang gaan. -Het enige wat ontbrak was een bak popcorn.-

Arwen

Arwen

Ze keek beide paarden met een lichte uitdaging in haar ogen aan, maar zou zelf niet de eerste klap uitdelen. Ogenschijnlijk rustig bleef ze staan en ze volgde de hengst met haar blik toen die op zijn beurt langs kwam lopen. Zijn actie was haast lachwekkend en een spottende bries weerklonk. Dacht hij nu echt dat hij haar bang kon maken door zijn manen uit te schudden? Ze keek de hengst aan, haar ogen fonkelden duister en haar staart sloeg door de lucht; precies zo zodat ze hem raakte. [color]’Is dat alles wat je in huis hebt?’[/color] zei ze daarna, haar stem kil en toonloos. Ze wist dat ze hiermee een risico liep, maar iemand moest deze woorden uitspreken. Om eerlijk te zijn zou het haar niets verbazen als dit alles was wat hij te bieden had. Hij begon haar nu echt te vervelen en het was tijd voor een beetje actie, al had ze geen zin in een gevecht. Ze keek de hengst aan en wachtte op een antwoord. Zo te zien was hij niet blij met haar woorden en een gemene grijns verscheen op haar gezicht. Wat een watje. Ze schudde haar manen en haar ogen gleden naar de merrie. Kennelijk was zij het met haar eens; Chegyo zag er net zo verveeld uit als zij. Arwen hield haar hoofd even schuin terwijl ze de merrie bekeek. Ze had het idee dat ze wel met haar zou kunnen opschieten, als die blaaskaak die naast haar stond uit de weg was geruimd. Ze brieste en keek Salvedir daarna weer aan. Wat was hij van plan? Zou hij als eerste zijn beheersing verliezen? Aan de ene kant zou ze hem graag uit de weg willen ruimen, aan de andere kant vroeg ze zich af wat Chegyo en Zara zouden doen als het uitliep op een gevecht. Ergens had ze het idee dat de cremello kleurige merrie haar niet als eerste zou aanvallen, maar je wist maar nooit.

Salvedir

Salvedir

[wacht iedereen nu tot sallie de eerste klap uitdeelt? Razz Sal gaat trouwens niet dood, hij is mn enige slechte pferdje en die houd ik graag Wink ]

Salvedir nam de twee merrie's voor hem nog eens op. Werkelijk, ze dachten allebei dat ze heel wat waren. Ze voelden zich beter dan hij was, maar dat deerde hem niet. Hij wist wie hij was en hij wist wie Arwen en Chegyo waren; Twee opschepperige merrie's die tegen hem gingen samenspannen. Hij ontblootte zijn tanden naar beide, hij had zin om de verveelde blik van de cremello merrie en de minachtende blik van de bruine van hun gezichten te vegen, of liever te slaan. Hij had zo'n gevoel dat de twee als het tot een gevecht kwam, samen tegen hem zouden vechten. Nijdig blies hij zijn voorlok uit zijn gezicht. Dat zouden ze zelf dan maar moeten weten. Salvedir was een ervaren vechter en dat zouden ze weten ook, zodra hij de eerste klappen gepareerd had en ze dubbel zo hard liet terugkomen. Zijn verleden had hem gehard, zijn karakter was genadeloos, slecht maar intelligent. ’Is dat alles wat je in huis hebt?’ zei Arwen. Hij had het gevoel dat ze dacht dat hij voor een uitdaging terug zou deinzen. Maar zo had het lang genoeg geduurd. Hij had dit spelletje al veel te lang meegespeelt en het was tijd dat hij haar haar brutale woorden betaald ging zetten. De hengst voelde hoe de vertrouwde haat en furie in grote golven door hem heen sloegen; Een verandering in zijn ogen was te zien, eerst waren ze 'gewoon' kil en haatdragend, nu vlamden ze werkelijk. Zijn machtige spieren bolden op onder zijn huid, terwijl hij zijn tanden ontblootte. Een kwaadaardige energie leek van hem af te stromen. "Alles wat ik in huis heb? Groentje, je staat nog maar in de hal van dat zogenaamde huis." zei hij, om daarna dreigend op haar af te lopen. Zonder enige subtiele waarschuwing vooraf, zonder schijnbeweging, vloog hij naar haar luchtpijp. Dit gedoe had al lang genoeg geduurd. Zijn kaken sloten zich en hij voelde hoe het warme bloed erlangs droop, als hij haar nek niet stevig vast had gehad had hij gegrijnst. Toen liet hij los, en mikte een harde trap naar de voorhand van de merrie; daarna sprong hij terug en keek beide berekenend aan, die cremello zou of aan de kant van Arwen staan, of zich afzijdig van het gevecht houden. Een maniakale grijns sierde zijn lippen terwijl hij tot het uiterste gespannen afwachtte, klaar om ozij te springen of een fikse beet te geven.

Black Magic

Black Magic

Black Magic galoppeert langs de rivier. Hij stopt eventjes om wat uit de rivier te drinken. Het water is steenkoud. Brr hij rilt. Hij kijkt eventjes om zich heen, allemaal gras. Hij hinnikt, nee er is niemand in de buurt te bekennen. Hij loopt naar het gras toe en neemt er een hapje van. Het gras smaakt niet anders dan gewoon. Hij galoppeerd weer door nadat hij bijgetankt heeft. Hij galoppeert over het gras, dat kriebelt een beetje aan zijn benen. Hij voelt de wind door zijn haren. Hij voelt zich heerlijk vrij. Hij ziet in de verte drie paarden staan. Hij loopt voorzichtig op hun af. Hij kijkt naar ze, een voor een. Geen een van de paarden kent hij, sterker nog hij heeft ze nog nooit van zijn leven gezien. Hij stapt iets dichterbij en luistert wat de paarden allemaal tegen elkaar zeggen. Als de paarden stoppen met praten, zegt hij: "Hallo, alles goed met jullie?" zegt hij voorzichtig en hij doet een stapje naar achteren voor de zekerheid....

Chegyo

Chegyo

Haar oren draaiden zich strak in haar nek toen een nieuwe zwarte hengst zich aankondigde. Minachtend snoof ze luid en voelde de kille haat weer opflikkeren. Daarnet had ze met een aan irritant grenzende verveeldheid naar die twee voor haar staan kijken, ze durfden blijkbaar beide niet om verder te gaan. Als het nog even zo doorging zou ze zelf het gevecht beginnen. Nu had ze alleen maar het gevoel dat ze als babysitter diende. Een baantje dat ze niet hoefde. Maar blijkbaar hoefde zij niet te beginnen, met een vlugheid die ze wel verwacht had van de bruine hengst vloog hij naar Arwens keel. Hij ogen vestigden zich even op het bloed dat langs haar borst stroomde. Ze negeerde de woorden van de zwarte hengst die blijkbaar de woorden "Niet welkom" Die iedereen hier uitstraalde niet begreep. Haar neusgaten sperden zich open en ze grijnsde maniakaal, nu kwam er tenminste actie in, dat was wat ze wilde zien. Ché verschoof haar gewicht meer naar haar achterhand en probeerde te bedenken wie ze het eerste aan zou vallen. Dat beide paarden konden vechten wist ze al, nu moest ze zien te kiezen wie er het zwakste was. Misschien wachtte ze eerst nog wel even af, behendig zette ze een stap opzij om niet tussen hun in te staan. 'Geweldig, zijn jullie eindelijk jullie veulenspelletje zat?' Vroeg ze met een stem waar de minachting en haat vanaf droop. Eigenlijk had ze niet eens zin gehad in een gevecht toen ze hiernaatoe kwam. Maar nu die zich op een zilveren presenteerbordje aankondigde kon ze hem niet negeren. Ze besloot eerst maar eens hun reactie vermogen te testen. Zonder dat ze een beweging maakte die aanleiding gaf dat ze tot actie overging explodeerde ze ineens en strekte haar voorbenen tegen de pezen van de hengst. 'Je bent niet snel genoeg.' Fluisterde ze in zijn oor en plantte haar tanden achter de hengst zijn oren, een gevoelige plek als je nek bespierd was. Iets wat bij hem zeker wel het geval was, terwijl ze hem nog vasthad zette ze zich af met haar achterbenen en haalde uit naar Arwen, ze voelde dat ze iets raakte maar kon niet omkijken wat precies, dit zou een gevecht worden waar niemand kant koos, daar zou zij wel voor zorgen. Razernij voelde ze niet, zodra het op een gevecht aankwam was ze altijd merkwaardig kalm, naar haar maatstaven gevaarlijker dan blinde woede. Met het gewicht nog steeds achter zijn oren dwong ze de hengst om onder haar vandaan te stappen waarna ze losliet om zelf niet op de natte grond te belanden. De regen was nu helemaal gestopt, desalniettemin toonde de hemel zijn kolkende paarsgrijze wolken. Een duidelijk teken dat er een fikse storm aan zat te komen en daar zag Chegyo lichtelijk tegenop. Ze zou het gevecht hier moeten beeindigen voordat het echt kon beginnen. 'Stelletje kleuters. Denken jullie nou echt dat je in dit strontweer wilt vechten? Jullie laten je gewoon uit de tent lokken, doordat de ander een keer met zijn staart zwiept. Veulengedrag, en dan vooral dat van neutrale losers.' Siste ze woedend naar de twee bruine dieren voor haar. 'Als jullie elkaar niet kunnen verdragen draai je dan om en loop weg, maar ga niet een zinloos gevecht aan waar je allebij gewond uit komt. Wil je zo nodig vechten? Neem dan een goede knol voor je rekening, haat en nijd tussen de slechte paarden leiden er alleen maar toe dat kuddes als The Eagles en Ethereal de overhand krijgen. Misschien zijn jullie garnalenhersenen te klein om dat te beseffen, maar het is toch de waarheid. Willens en wetens is het enige wat jullie hersenloze zielen kunnen. Met je vingertje naar ieder paard wijzen en dan zeuren als je word afgeslacht door de andere kant.' Haar stem was fel en ze dulde geen tegenspraak. Hoewel de meeste paarden het niet onder ogen wilde zien, wat ze zonet gezegd had was toch echt waar. Misschien was het niet haar zorg om zich te bemoeien met dat soort zaken, toch deed ze het. Ze had gezien hoe snel een ongeordende kudde slechte paarden zichzelf ging uitmoorden als een strenge hand hun niet leidde. Of ze zelf de touwtjes in handen wilde hebben? Dat wist ze nog niet, het idee had door haar hoofd gespookt, om hier een kudde op te zetten en tereur te gaan strooien bij de goede paarden. Hinderlagen opleggen en dat soort dingen. Sinds ze hier was aangekomen had ze geen enkel fatsoenlijk slecht paard gezien. De enige uitzondering was Tempest, leider van de voormalige Heltari. Met een walgende blik op Arwen en Salvedir briestte ze. 'Denk na over wat ik gezegd heb, als je nog steeds tegen elkaar wilt vechten kun je net zo goed meteen de regerende hand overgeven aan The Eagles.'

Salvedir

Salvedir

Een felle pijn schoot plotseling door de nek van de roodbruine hengst toen een ander paar tanden zich in zijn nek boorden, om daarna weer los te laten. Damn , was hij toch te laat geweest. Hij gaf het niet graag toe maar die cremello was een snelle. Hij snoof, en ontblootte zijn tanden voor zijn volgende aanval. Toen kwam er een ander, zwart paard in zijn gezichtsveld. Hij leek op een goedzakje. Weer rees er een soort rommelend, grommend geluid op in zijn keel, het begin van een luide, kwade hinnik, die hij maar net binnen wist te houden. Een doodse blik wierp hij naar de zwarte hengst, was hij een bijdehandje of wat? Hij zei niets, hij ging zijn aandacht niet verspillen aan verdwaalde goedzakjes, en richtte zijn blik weer op de twee merrie's. Hij wilde net een ferme beet gericht naar de cremello merrie uitdelen, toen ze begon te praten. Weer dat toontje, weer die uitstraling. Hij begon er werkelijk een bloedhekel aan te krijgen. Die merrie gedroeg zich alsof ze de slimste, de geweldigste, de sterkste van heel DH was, maar op deze manier kreeg hij weinig tot geen respect voor haar. 'Stelletje kleuters. Denken jullie nou echt dat je in dit strontweer wilt vechten? Jullie laten je gewoon uit de tent lokken, doordat de ander een keer met zijn staart zwiept. Veulengedrag, en dan vooral dat van neutrale losers.' Salvedir snoof minachtend. "Je bent gewoon veel te bang dat je uitglijdt op die o zo natte stenen en je o zo tere peesjes beschadigt, merrie. Het ziet er naar uit dat je denkt dat je heel wat bent, maar ik krijg op deze manier voor jou geen respect. Alleen maar aan de zijlijn staan en stomme opmerkingen maken." zei hij ijskoud, en staarde onverschrokken recht in haar ogen. Haar volgende woorden lieten woede in hem op borrelen, het kon hem niet schelen dat haar toon zo fel was, of dat ze snel was, hij was geen weerloos veulen meer en dat mocht ze weten ook. 'Als jullie elkaar niet kunnen verdragen draai je dan om en loop weg, maar ga niet een zinloos gevecht aan waar je allebij gewond uit komt. Wil je zo nodig vechten? Neem dan een goede knol voor je rekening, haat en nijd tussen de slechte paarden leiden er alleen maar toe dat kuddes als The Eagles en Ethereal de overhand krijgen. Misschien zijn jullie garnalenhersenen te klein om dat te beseffen, maar het is toch de waarheid. Willens en wetens is het enige wat jullie hersenloze zielen kunnen. Met je vingertje naar ieder paard wijzen en dan zeuren als je word afgeslacht door de andere kant.' Salvedir richtte even zijn hals omlaag. Toen hij die weer oprichtte, keek hij woedend in de ogen van de merrie. Al dat gepraat over veulens, daar kon hij geweldig slecht tegen. Herinneringen uit zijn jeugd vlogen terug, toen hij nog wél een weerloos veulen was en zijn zusje door mensen vermoord en afgebeuld had zien worden. Hij liep dreigend naar voren, tot hij recht voor de neus van Chegyo stond en haar recht in de ogen aankeek. "Ik. Ben. Geen. Veulen. Ik. Ben. Niet. Hersenloos. Ik. Ben. Niet. Weerloos." zei hij angstaanjagend zacht en kalm, met de nadruk op elk woord. Hij liet zich niet kleineren door zo'n betweter. Never.

Gesponsorde inhoud



Terug naar boven  Bericht [Pagina 1 van 2]

Ga naar pagina : 1, 2  Volgende

Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum