Een lichte mist dreef boven het onrustige water van de zee. Zwevend tussen hemel en aarde alsof het twijfelde aan zijn keuze. Wellicht niet wetend dat het toch in een eindeloze cyclus door zou gaan. Keer op keer weer hetzelfde zou meemaken. Het was een apart gezicht: Hoe de lucht volgepropt leek te zijn met dikke, donkere wolken. Het vreemde licht wat zich er net zo goed nog doorheen probeerde te wurgen gaf de omgeving, de zee, een vreemde dreigende gloed. Vogels waren al lang en breed teruggevlogen naar hun thuishaven. Een zomerse storm stond op het punt van uitbreken.
Één enkele vage schim stond daar. Haar borst tegen de wind in gericht terwijl deze ruw aan haar manen trok. De zee was wild, ongetemd als een of andere imbeciel die de weg kwijt was. Hoge golven, schuimend alsof het hondsdol was, braken tegen de harde rotsen van de kust. Glinsterende waterdruppels vlogen op, bereikten weldegelijk het plateau waar het zwarte silhouet zich bevond. Twee citriengele ogen, merkwaardig leeg als een zwart gat, maar desondanks krachtig alsof de zee zijn energie uit diezelfde gouden ogen haalde. Plots schakelden de diepzinnige ogen om, schoot een vreemd vermaak in diezelfde blik. Ineens trokken haar mondhoeken zich op, liet haar bebloede tong langs haar evenals bebloede lippen glijden. De ammusatie in diens blik slechts een ondoorgrondelijke aanblik.
De duisternis van die late middag omsingelde een ravenzwarte merrie. Geen ontsnapping was eraan mogelijk. De hevige zeewind woei langs de oren, veroorzaakte een hoge piep terwijl het zijn weg over land voortzette, geen acht slaand op wat dan ook wat zijn pad mocht blokkeren. Even lichtte de hemel op door één enkele bliksemslag al snel gevolgd door een oorverdovend gedonder, verlichtte de wereld voor een luttele seconde. Vage aftekeningen in de vorm van witte tranen werden zichtbaar onder haar diep gouden ogen. Evenals het gladde litteken op haar neus, door haar lip. Op datzelfde moment draaide de merrie zich om, niet meer op of omkijkend. Enkel een mysterie achterlatend. Het mysterie van de verse plas bloed op plek waar net haar schaduw zich had bevonden.
Op het punt waar de diepgouden ogen van het wezen gericht waren geweest, kleurde het water amarantrood terwijl ergens ver onder het zeeniveau een levenloos lichaam langzaam maar zeker naar de diepte van de oceaan verdween.
Voor eeuwig verloren.
En terwijl de merrie koers zette naar het onbekende, gleed de geamuseerde blik weg. Keerde de diepe, nietszeggendheid terug net als de sinistere glimlach die ineens onvindbaar was. Kreeg bijna een nonchalante trek, alsof er zojuist niets opmerkelijks was gebeurd. Iets wat ook absoluut niet het geval was, in haar ogen.
Één enkele vage schim stond daar. Haar borst tegen de wind in gericht terwijl deze ruw aan haar manen trok. De zee was wild, ongetemd als een of andere imbeciel die de weg kwijt was. Hoge golven, schuimend alsof het hondsdol was, braken tegen de harde rotsen van de kust. Glinsterende waterdruppels vlogen op, bereikten weldegelijk het plateau waar het zwarte silhouet zich bevond. Twee citriengele ogen, merkwaardig leeg als een zwart gat, maar desondanks krachtig alsof de zee zijn energie uit diezelfde gouden ogen haalde. Plots schakelden de diepzinnige ogen om, schoot een vreemd vermaak in diezelfde blik. Ineens trokken haar mondhoeken zich op, liet haar bebloede tong langs haar evenals bebloede lippen glijden. De ammusatie in diens blik slechts een ondoorgrondelijke aanblik.
De duisternis van die late middag omsingelde een ravenzwarte merrie. Geen ontsnapping was eraan mogelijk. De hevige zeewind woei langs de oren, veroorzaakte een hoge piep terwijl het zijn weg over land voortzette, geen acht slaand op wat dan ook wat zijn pad mocht blokkeren. Even lichtte de hemel op door één enkele bliksemslag al snel gevolgd door een oorverdovend gedonder, verlichtte de wereld voor een luttele seconde. Vage aftekeningen in de vorm van witte tranen werden zichtbaar onder haar diep gouden ogen. Evenals het gladde litteken op haar neus, door haar lip. Op datzelfde moment draaide de merrie zich om, niet meer op of omkijkend. Enkel een mysterie achterlatend. Het mysterie van de verse plas bloed op plek waar net haar schaduw zich had bevonden.
Op het punt waar de diepgouden ogen van het wezen gericht waren geweest, kleurde het water amarantrood terwijl ergens ver onder het zeeniveau een levenloos lichaam langzaam maar zeker naar de diepte van de oceaan verdween.
Voor eeuwig verloren.
En terwijl de merrie koers zette naar het onbekende, gleed de geamuseerde blik weg. Keerde de diepe, nietszeggendheid terug net als de sinistere glimlach die ineens onvindbaar was. Kreeg bijna een nonchalante trek, alsof er zojuist niets opmerkelijks was gebeurd. Iets wat ook absoluut niet het geval was, in haar ogen.
Laatst aangepast door Fawn op za 23 apr - 6:11; in totaal 1 keer bewerkt