Je bent niet ingelogd. Log in of registreer je

Sir. Azacar, let's roll, baby ~ !

2 plaatsers

Ga naar beneden  Bericht [Pagina 1 van 1]

Fawn

Fawn

Een toenemende duisternis. Een naderende storm. De aanwakkerende winden. Het was allemaal nog niet zichtbaar, laat staan wat er komen zou. Was allemaal nog niet écht. Maar de kippenvel, het vaker omkijken. De sfeer, het gevoél des te meer. Dit was wat kwam. En ondanks dat het niet zichtbaar was, was het zo overduidelijk en angstaanjagend, zou alles op zijn pad simpelweg verzwelgen. Ontkomen was onmogelijk: de bosdieren, de vogels, de bomen, de prooidieren, de jagers en zelfs de hemel leek zijn onmacht uit te storten in de ene regenbui na de andere. Viel neer alsof het de dreigende, heersende bacteriën weg wilden spoelen, tevergeefs. Het ging hier niet meer om een bacterie. Het ging hier zelfs niet meer om een ziekte. Het ging hier niet meer om iets waar wegspoelen nog iets voor kon betekenen.
Goud oplichtende ogen keken op. Witte tanden lachten zich bloot, de inktzwarte hemel tegemoet.
Deze kwaal was niets minder dan een tumor. Een tumor die zich in deze gebrekkige wereld genesteld had en zich steeds verder verspreidde: Fawn en de Valkyrie. En het was te laat voor antibiotica. Het was te laat voor enig ander bestaande remedie.

Takken kraakten onder haar hoeven. Vogels vlogen schichtig op door de naderende stappen. Een stille wind draaide gretig door haar zwarte geklitte manen. De bloederige geuren, de angstaanjagende atmosfeer. Alsof de wereld om dat ene wezen heen voortbewoog, ronddraaide als de planeten rond de zon deden. Dit was haár wereld. Simpelweg met éen enkele gedachten geclaimd als het hare. Er moesten enkel nog wat kleine dingetjes gebeuren om de onwetende bewoners van deze wereld het te doen beseffen.
Een afspraak, een ontmoeting... en het zou geregeld zijn, Azacar. Nog even en alle gebreken zouden genezen zijn, slechts een herinnering die vroeg of laat zou vervagen. De waarheid zou achterblijven. De waarheid waar deze wereld uit zou gaan bestaan. Nog even... Ze keek op. Een glimlach trok rond haar gezicht, de pisgele ogen opengesperd, gericht op die ene schim, dat ene wezen. Het beeld van de open plek – de schaduwrijke boomrand, het kietelende gras, de suizende wind - de details van waar ze stond werden niet in haar zicht opgenomen. Bewust was ze enkel van haarzelf en van de weldra verschijnende hengst.

Als de wereld eens wist dat met enkel deze ontmoeting een einde zou komen aan de rust, de vrede in Dream Horses.

Het ravenzwarte lichaam van de merrie draaide zich. De mondhoeken van de merrie lichtjes opgekruld, haar nietszeggende ogen als twee bodemloze putten gevuld met pis zijn kant op kijkend. Heldere, vriendelijke, beleefde klanken als een melodie zijn kant op begeleidend. Alsof er een onzichtbaar orkest achter haar een magische symfonie speelde. ‘Wat fijn om je eindelijk op formele wijze te ontmoeten, Sir. Azacar.’

Als de wereld eens wist… maar zo zat het niet in elkaar.

[Azacar &Fawn]



Laatst aangepast door Fawn op vr 12 aug - 6:45; in totaal 1 keer bewerkt

Azacar

Azacar
VIP

Zoals aan alles een eind komt zal ook aan dit tijdperk een einde komen. Het is lang genoeg licht geweest. Lang genoeg waren het de ‘goeden’ die het heft in hand hadden in deze wereld. Te lang zijn wij in de minderheid geweest. Tot nu. Tijden veranderen. Een frisse wind waait over het land. Zelfs de aarde haarzelf lijkt het aan te moedigen. Vulkanen die jaren, nee eeuwen stil gezwegen hebben laten van zich horen en zetten het aardoppervlak in vuur en vlam. De regen stort met zoveel kracht uit de hemel dat het lijkt alsof het al het goede dat ooit was weg wilt vagen. Scheuren in het aardoppervlak doet de porten van de duistere gronden van de hel openen. Uit die scheuren, uit die spleten zullen zij die het kwade dienen tevoorschijn kruipen. Dat zal de dag zijn dat de wereld haar ondergang zal kennen.

Wild werd er aan zijn ravenzwarte manen getrokken. Hoe laat het was? Daar had hij werkelijk geen flauw benul van. Het was een soort gevoel dat hem had doen ontwaken. Het was alsof er iemand op een trom speelde in zijn binnenste op het ritme van het kloppen van zijn hart. Het was een opzwepend tempo en toen.. was er niets… Enkel duisternis. De nacht was gevallen, of was het nog dag. En had het duisternis bezit genomen van dat gene dat ooit licht was? Traag bracht hij zich in beweging. Liet zijn ijsblauwe ogen over het gebied glijden. Alles zou anders worden.. Soepel verruimde hij zijn passen maar zorgde ervoor dat hij in stap bleef. Bij elke pas die hij zette leek de temperatuur om hem heen te dalen. Wat zorgde voor een aangenaam gevoel. Een groep raven vloog krassend op van een aantal dode bomen en verwijderden zich onder luid gejoel naar een groep bomen verder op. Hij naderde de open plek. De plaats waar hij had afgesproken. Afgesproken met.. Zijn ijsblauwe ogen vonden het silhouet van de ravenzwarte merrie. Zijn mondhoeken trok hij vaag op in een kwaadaardige grijns. Hoe duister zijn dromen en plannen ook waren, het zou lastig worden het in zijn eentje te volbrengen. Haar stem vulde de open plek en meteen was zijn aandacht op haar gericht. ”Eens gelijks Lady Fawn.” en kort boog de enorme hengst het hoofd. In Fawn en the Valkyrie kon hij een zeer geschikte bondgenoot vinden. Een compagnon. Iemand die dezelfde visie had als hij. Iemand die hem begreep nog voordat hij gesproken had.

Iemand die het tij wilt doen keren.



Laatst aangepast door Azacar op zo 14 aug - 3:33; in totaal 1 keer bewerkt

Fawn

Fawn

Fawn: Het werd altijd met zoveel gemak gezegd, vermengd met zoveel eenvoud. Alsof de wezens zelf niet door hadden wat ze over hun eigen lippen lieten rollen. Een fluistering, glijdend als een giftige slang over een gladde ondergrond. Met simpelweg die naam haar toegang verlenend tot de ziel van de spreker. Er was geen uitweg, enkel het feit zelf was aanwezig.
Lichtjes kantelde haar kop, liet haar ogen in die van Azacar dringen om daarna langzaam naar beneden te glijden, opzij, langs zijn spieren liet rollen om uiteindelijk terug te keren naar zijn zwarte ontembare [Ráwr] ogen.
Haar mondhoeken nog steeds vastgevroren op diezelfde plek, glimlachend, maar meer ook niet en haar kop niet helemaal recht hangend. Enkel een vage, vragende emotie in haar blik verschijnend. Haar rechtermondhoek trilde. Een stilte viel. Geleidelijk aan werd ze zich bewust van de zacht suizende wind in haar oren, het gras wat teder langs haar benen kietelde. ‘Zeg dat nog eens...?’ Het gekreun van de bijna onopgemerkte bewegende bomen. De krekels in het hoge gras verscholen, tjilpend alsof hun leven ervan af hing.

‘Heh-heh’, een korte, zachte proest sprong omhoog uit haar keel terwijl ze haar ogen voor een moment sloot, opende zich echter bijna meteen weer. ‘Azacar,’ De uitdrukking op haar gelaat was veranderd, de glimlach was weg, haar ogen op een bepaalde manier gevuld met, zover dat voor haar kon, interesse. ‘Ik ben blij...’ - het was vreemd om over blijheid te praten wanneer ze die emotie niet oprecht voelde - ‘Dat ik jou tegenover me heb staan in plaats van Satan.’ De woorden waren langzaam uitgesproken, alsof ze bij elk woord apart opnieuw nadacht over de betekenis ervan. ‘Of in ieder geval maakt dat feit Het een stuk gemakkelijker voor mij.’ Ze had geen zin om hele tekeningen bij haar plan te moeten maken, hópend dat hij het eindelijk zou begrijpen. Analfabeten, noobs die hun eigen mammie hadden vermoord en dat vol trots en arrogantie met de hele wereld deelden... was simpelweg lachwekkend. Het was voor haar één groot vraagteken hoe hij het voor elkaar had gekregen de leiding van Seguè over te nemen. Wellicht had Seguè meer uit een individueel bestaan, had wellicht geen oog gehad voor de toekomst die ze had kunnen hebben, de macht die ze bezat op dat moment. Maar goed, ze had het weggegooid en daarmee ook het aanzien wat ze van haar daarbij automatisch verkregen had. Want dat was dom. En als ze iets niet uit kon staan, waren dat wezens met onvoldoende hersencapaciteit. Alhoewel deze 'Azacar' eerder een kudde had gehad en die had laten vallen, was hij weer uit de dood opgestaan, had wederom de macht in zich opgenomen en zou hem weldra voor een goed doel gebruiken. Dát was intelligentie. En dát was wat deze verrekte wereld nodig had. Maar wie weet. Wellicht zou deze hengst, net als zo veel anderen, haar uiteindelijk toch teleurstellen.
‘Ik zou zeggen: maak het je gemakkelijk, zover dat kan en houd je stem voor wat het is. Zoals je al wist zijn dit zaken die nieuwsgierige pottenkijkers niéts... maar dan ook niets aangaan. En daarbij - als de tijd er rijp voor is, enkel de hoogste rangen van de Valkyrie en de Horcrux.’ Één wenkbrauw ging omhoog. ‘Sevvi?’ Haar rechtermondhoek krulde zich kort op, door haar eigen gedachten geamuseerd. ‘Ten eerste wil ik er zeker van zijn dat je wilt samenwerken met mij en mijn kudde, de rest volgt daarna.’

Het was normaal voor wezens om telkens nieuwe wegen in te slaan, nieuwe gebieden te ontdekken. Maar het gebeurde nooit dat diezelfde wezens gloéd niéuwe wegen aanlegden, nieuwe gebieden creëerden, een nieuw tijdperk, een nieuwe wereld maakten. Als er ook maar één misverstand, één onbedacht grammetje verraad zou optreden zou die weg ineen kunnen storten, verzwolgen kunnen worden door diezelfde duisternis waarmee ze hun doel gingen bereiken. Dit zou lukken, maar ze had al teveel meegemaakt in haar leven dat ze vol nonchalance in haar eigen plannen zou toetreden. Wanneer ze er zeker van was, er zeker van was dat er geen enkele manier meer was om de tumor weg te snijden... Dan wist ze dat het tijd was.

Azacar

Azacar
VIP

Zijn hoofd had hij trots in de lucht gestoken. De wind roerde zijn lange, ravenzwarte manen die mee deinden op het frisse briesje dat langs zijn gitzwarte lichaam streek. Het was warm. Vooral voor de enorme hengst met zijn ravenzwarte vacht. Zijn vacht die even donker was als zijn ijskoude hart. Zijn lange, gewelfde voorpluk hing voor zijn rechteroog. Echter, de linker waarover een groot litteken liep keek trots de wereld in. Trots maar ijskoud. De blik van een genadeloze moordenaar. Van een demon die het gebied zou gaan teisteren. Hij was terug. Terug van weggeweest. Hoogstens drie weken. Zo lang was hij weer in DH. En in die tijd was er al veel gebeurd. Onder andere dat hij Saten van de troon gestoten had. De idioot. Nog altijd was het onbegrijpelijk dat zo’n ding als hij een kudde had kunnen leiden. Onbegrijpelijk. Maar dat was niets waar hij zich nog zorgen over hoefde te maken. Hij moest zich bezig houden met hele andere zaken op het moment. Zaken zoals de merrie tegenover hem. Een lok van zijn lange gewelfde manen hing voor zijn rechteroog. Zijn linkeroog waar een lang litteken over heen liep nam de merrie op. ”Hmn.” zei hij geïnteresseerd. Wat was dat lang geleden, dat iemand bij hem de interesse had kunnen wekken.

Hoe het ook wendt of keert de aarde zal nooit stoppen met draaien. Het leven zal nooit ophouden te bestaan. Uit het oude zal het nieuwe voortkomen. Bladeren die de takken van de boom dwarrelden verlaten en lijdzaam moeten toezien hoe jongere, frissere hun plaats innemen. Zo is het leven. Zo is het altijd geweest. Men was bang voor veranderingen. Waren bang het vaste patroon kwijt te raken zodat er enkel en alleen nog maar wanorde zou heersen. Dus in plaats van volledig nieuwe wegen aan te leggen werden telkens maar de oude wegen ingeslagen zodat die zo onderhand versleten waren. Wat was het leven dan eigenlijk ook saai. Wat nou als iedereen zo door zou blijven gaan. Dan zouden we nooit vooruit komen. Altijd maar blijven wie we zijn en uiteindelijk zullen we uitsterven omdat we ons niet dusdanig ontwikkeld hebben. Triest.

Zo zag hij zijn toekomst echter niet voor zich. Zijn leven was als een wervelwind. Wisselde constant van koers en had geen vaste route uitgestippeld. Hij had in zijn hoofd nog lang niet vastgesteld hoe hij wilde leven. Hij hield liever alle opties open en zorgde er daarnaast voor dat er nieuwe opties beschikbaar kwamen. ”Dat is eens gelijks Lady Fawn.” sprak hij rustig. Hij stippelde misschien zijn volledige route niet uit. Maar voor een korte tocht had hij een route gemaakt. Een route waarbij Fawn hem kon vergezellen. Zijn mondhoeken trok hij op in een genietende grijns. Iets wat bij een hengst als hem niet voor te stellen was. ”Laat ik je meteen duidelijk maken dat zowel ik als de Horcrux volledige samenwerking verlenen.” Azacar trok zijn wenkbrauw op en keek haar lichtelijk geamuseerd aan. ”Ik wil de aarde op haar grondvesten doen trillen en het tij doen keren. Kan jij je daar in vinden Madame? “ sprak hij met zijn lage stemgeluid. Verlaten was dit deel van DH waar de twee zich bevonden. Enkel hun twee. In het duister duistere plannen beradend.

Een beter begin voor een nieuw verhaal bestond toch niet?

Fawn

Fawn

Ze had het al op het begin van dit gesprek door gehad. De macht. Ondanks de dominantie die de hengst uitstraalde, ondanks de klanken in zijn lage stem, was zíj degene die dit gesprek leidde. Het gaf haar de macht om te zeggen wat ze wou, en te doén wat ze wou. Het gaf haar de macht om te zorgen dat dit hele plan niet in duigen zou vallen... en tegelijkertijd werd haar ontzag voor hem kleiner en kleiner. Twee gescheurde oren volgden de trillingen van zijn herhaalde woorden. Lady Fawn? Zelfs de tweede keer was het niet grappig, enkel het feit dat hij het herhaalde was dat wél, had ook uiteindelijk het korte "heh-heh" veroorzaakt. Meer was het niet geweest.
Enkele korte passen bewogen zich nog geen halve paardenlengte dichterbij de hengst, in haar ogen het vreemde gebrek aan leven. Maar goed. Was dat werkelijk waar het om draaide? Nee, waar het nu om draaide was de toekomst. Ze was geen lege ziel meer, geen schim die slechts uit verveling deed wat ze deed, dingen wílde die niemand met een werkelijk léven ooit zou doen. Het doorklievende gegil, door merg en been heen brekend. De zure walm van pis wat volwassen hengsten uit paniek lieten lopen wanneer ze het wisten, wisten dat hun einde nu toch echt voor hun neus stond. Nee. De tijd was gekomen om haar wezen, haar zíjn, los te laten. De poorten van haar ziel te openen, haar wil verspreidend over de roeten van deze onvoltooide wereld.

Een goedkeurend geluid verliet haar mond. ‘Goed dan.’ Een lichte glimp van een gouden glinstering sprankelde omhoog, betaste de eerst pisgele iris van de merrie. Rimpels vormde zich om haar mondhoeken, de glimlach die zich erachter verschool inhoudend. De ravenzwarte schouders ontspanden zich terwijl de witlijkende tanden in de vorm van een nonchalante grijns verschenen. ‘Ik hoop wel dat je weet...’ Zoete heldere tonen, krachtig en invloedrijk als een storm, en toch klonken ze zo vriendelijk. ‘...Dat mácht niet per se is waar ik naar verlang.’ Langzaam gleed haar tong naar buiten, bevochtigde de randen van haar lippen. De sprankel in haar ogen spatte uiteen in een gouden fonkelregen, maakte haar gouden irrisen oplichten in de maneschijn. ‘Je wéét wat ik wil, Azacar.’ Het bloed... het geschreeuw van pijn, de leed in hun ziel, het kraken van hun hart wat langzaam uiteen brak als een fragiel porseleinen beeldje, de angst, de smárt in hun hebberige ogen: Laat mij mijn leven houden. Ik geef je alles - ik doé alles... Niet doorhebbend dat ze al precies had wat ze wilde. En tot slot het verdriet wat achterbleef.
Als haar doel nog niet duidelijk was geweest, verrieden de fluisterende, krachtige maar sinistere tonen haar intentie. ‘Geef mij wat ik wil... en ik beloof jou dat wat jíj het meest wilt.’ De ultieme mácht.
Zodra haar gedachtegang zich voortzette, de verlangens vervaagde, kwam wederom de diepgang in haar pisgele ogen terug. Langzaam gleden haar nietszeggende ogen naar links. Alsof ze zojuist in een of andere diepe trance verkeerd was geweest. Maar de nonchalante Fawn nu toch echt weer terug was. Compleet met bobbel in haar rechterwang die weeral een eigen leventje leek te leiden. Uiteindelijk zakte haar kaak naar beneden, opende haar mond op een ietwat spastische manier. De gevangene: De dikke slijmerige tong, in de holte van een gele kies prikkend, al onverstaanbaar mompelend: ‘Haaaaaáh... Áehr zhit iatsh... Tushen myn...- ÃHÁ.’ Met een niet bepaald nuchtere aanblik toverde haar flexibele tong een wit stukje kraakbeen (wat eruit zag alsof het als speen was misbruikt) tevoorschijn. Triomfantelijk zwaaide het lange roze gevaarte met het witte ding op het puntje liggend naar Azzie de BBBT*- met een lenigheid die iedereen wel moést verbazen - om het uiteindelijk met een lichte, opmerkelijk mooi boogje een meter van haar af te gooien. Tenslotte hervatte ze haar conversatie, zo nu en dan nog in haar kiezen pokend, wellicht op zoek naar voorwerpen die 'eigenlijk niet' maar voor haar 'dan ook weer wel' tussen haar tanden thuishoorde.
‘Wel dan, meneer Azie. Al een idee hoe we deze achterlijke verenbende van een goederikjes op het menu gaan zetten?’ Eigenlijk bedoelde ze hiermee: Al een idee wat de leukste manier was om het probleem die de goederikjes vormde te deleten, maar ze had er ab-so-luut niet aan gedacht dat de hengst haar misschien niet helemaal zou kunnen begrijpen. ‘Hmm... Misschien is het leuk om eerst hun hoopvolle gezichtjes een make-over te geven...’ Een spontane, betoverende glimlach trotseerde zich een weg over haar gelaat. ‘In dat geval zou ik een mooie troef in handen kunnen hebben…’ alsof het lot van de wereld slecht van één potje klaverjas afhing. ‘Maat.’


Ge'EDIT voor fouten/tekstkleur.

* BBBT: Big Bad Black Teddybear

Laten we heel geheimzinnig doen en de details via msn bespreken.
clown

Azacar

Azacar
VIP

Het was alleen hij en de ravenzwarte merrie. Om hen heen was het stil. Zo stil zoals het altijd was in dit deel van het bos. Het deel dat door velen gemeden werd. Omdat het er kouder was, gevaarlijker. Omdat er hier wolven leefden in roedels of alleen met hun jongen. Vaak genoeg was hij ze tegen het lijf gelopen. Het litteken over zijn oog sprak dan ook boekdelen. Alsof hij hun nagels nog kon voelen die diepe voren achterlieten in zijn ravenzwarte vacht. Bloed dat over zijn lichaam stroomde. De enorme ravenzwarte hengst sloot zijn ogen en voor even beleefde hij dat moment opnieuw. Het was zeker twee jaar geleden maar hij voelde het nog als de dag van gisteren.

Takken kraakten onder zijn grote hoeven toen hij een stap naar rechts zette. Nogmaals kraakte een tak toen hij zijn gewicht van het ene been op het andere plaatste. Het was geen angst in de ijsblauwe ogen van de ravenzwarte hengst maar iets anders. Een koude blik gemengd met nieuwsgierigheid en trots. De blik van een jonge roekeloze hengst die nergens voor terug deinsde. Die geen enkel gevaar uit de weg ging. Misschien niet de slimste zet in zijn leven. Want tegenover hem stond een wolvenmoeder die dreigend haar lip op trok naar hem en haar vlijmscherpe tanden ontblootte. Het was een uiterst normale reactie van de moeder maar het was er een die Azacar niet accepteerde. Zonder erbij na te denken vloog hij haar aan, haalde uit met zijn benen en raakte met zijn hoeven bot dat brak. Maar de wolvin greep hem vast met haar ijzersterke kaken en trok haar klauwen in zijn vlees. De laatste klap en ze viel neer, levenloos. Net toen hij dacht dat hij het wel weer gehad had voor vandaag hoorde hij een dreigend gegrom dat met de seconde toe scheen te nemen. Zijn oren drukte hij tegen zijn schedel en toen hij zich omdraaide stond hij oog in oog met een roedel wolven. Én de partner van het zojuist gedode vrouwtje.

Het kraken van een takje deed hem zijn ogen openen en meteen zijn spieren aanspannen. Het was niet zozeer dat de gespierde hengst bang was, hij was echter wel op zijn hoede. Je kon hier niet voorzichtig genoeg zijn. Ook al was hij op het moment in het gezelschap van Fawn. Want helaas kende de wolven hem hier. Soms werkte dat in zijn voordeel maar soms ook niet. Het was nou eenmaal zo dat hij hier vaak en graag kwam en dat de andere dieren dat niet op prijs stelden. Juist omdat Azacar geen uitdaging of gevecht uit de weg ging. En ze misschien ook wel een beetje op zocht. Zijn oren drukte hij tegen zijn schedel en hij snoof eens luid toen hij weer geritsel hoorde. Toen werd het echter weer stil en kwam zijn flashback weer terug. De geur van het bos en de geur van bloed drongen zijn neusgaten binnen en het gevecht speelde zich weer opnieuw af.

Zijn huid voelde aan alsof het alleen nog maar uit losse vellen bestond. Honderden keren werden er klauwen in zijn huid geslagen en werd hij gegrepen door de sterke kaken. Zo nu en dan verstomde zijn kreten en beet hij woedend op zijn tanden. Nooit zou hij zo eindigen. Ergens verlaten in een bosje, vermoord en opgevreten door een stel sukkelige wolven! Hij verzette zich en vocht omdat zijn leven er van af hing. De grond kleurde rood van zowel zijn bloed als dat van de vijf wolven. Één was er gelukkig al dood. Twee gewond. Nu moest hij de roedelleider zien te doden. Dan zouden de andere wel afgeschrikt zijn. En zo ging het. Na een langdurend gevecht kon hij uiteindelijk de genadeklap uitdelen die de grond deed beven. Met een harde klap had hij zijn hoeven op het beest terecht laten komen. Gevolgd door gekraak en een ijskoud gejank dat door merg en been ging. Hij was dood eindelijk…

Een ijskoude grijns verscheen op zijn gezicht en deed zijn mondhoeken lichtjes omhoog krullen. Bij die gedachte kon hij zijn grijns niet van zijn gezicht vegen. Wat dat betrof kon je hem gerust een paard met een zieke geest noemen. Hij zou zich er niet druk om maken en zich zelfs gevleid voelen. Het als een compliment aanschouwen. Maar genade, dat woord kende hij niet. Zelfs niet voor paarden van zijn ´soort´. Eenmaal een vijand, altijd een vijand. Een bondgenootschap kende hij wel maar iets wat daartussen in zat kende hij niet. Het was of het één of het ander. Zo was Azacar en daar had je het maar mee te doen. Met zijn hals machtig gekruld en zijn lange, golvende manen die er sierlijk langs vielen staarde hij de merrie aan. Ze zou hem niet meer kunnen ontgaan. Niet vandaag. Niet morgen. Nooit. De geur was in zijn geheugen geprint. En als dat eenmaal gebeurd was, kon niets er meer voor zorgen dat hij die zou vergeten. Een geluid. Koud als een winterse windvlaag verliet zijn keel. ”Macht.. mijn beste, is een woord dat door velen verkeerd geïnterpreteerd word.” Zijn ijsblauwe ogen namen de merrie rustig op. Bekeken haar. Probeerde een inschatting van haar te maken. Niet dat dat veel nut had maar het was een standaard gewoonte van hem geworden. ”Macht is niet het enigste waar ik naar verlang madame. Wat ik echt wil is hun bloed.. De gronden van deze gebieden die bevochtigd worden door het bloed dat van hun vieze lichamen afkomt. Het krijsen, het smeken. Krakende botten, uitpuilende ogen, het bloed op hun lippen.” zijn ijsblauwe ogen kregen een gevaarlijke glans. Het liefste zou hij meteen beginnen. Zou hij een groep echte badeenden optrommelen. Ze klaarstomen voor de heftige strijd die dan kom zou. Hmnn waaar te beginnen hé? Zijn donkere oren lichtte hij iets op uit zijn nek waarna hij Fawn met een evil grijns aan keek en tenslotte zijn blik op de donkere hemel richtte. ”We moeten juist daar beginnen waar ze ons het laatst zullen verwachten..” verlieten de woorden laag en koud zijn keel. Zowel angstaanjagend als aangenaam. Een bries deed de punten van zijn manen dansen. Twee ijsblauwe ogen die naar de hemel gericht waren. Een hemel die als het aan hem lag voor altijd duister zou blijven..

Gesponsorde inhoud



Terug naar boven  Bericht [Pagina 1 van 1]

Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum