Een toenemende duisternis. Een naderende storm. De aanwakkerende winden. Het was allemaal nog niet zichtbaar, laat staan wat er komen zou. Was allemaal nog niet écht. Maar de kippenvel, het vaker omkijken. De sfeer, het gevoél des te meer. Dit was wat kwam. En ondanks dat het niet zichtbaar was, was het zo overduidelijk en angstaanjagend, zou alles op zijn pad simpelweg verzwelgen. Ontkomen was onmogelijk: de bosdieren, de vogels, de bomen, de prooidieren, de jagers en zelfs de hemel leek zijn onmacht uit te storten in de ene regenbui na de andere. Viel neer alsof het de dreigende, heersende bacteriën weg wilden spoelen, tevergeefs. Het ging hier niet meer om een bacterie. Het ging hier zelfs niet meer om een ziekte. Het ging hier niet meer om iets waar wegspoelen nog iets voor kon betekenen.
Goud oplichtende ogen keken op. Witte tanden lachten zich bloot, de inktzwarte hemel tegemoet.
Deze kwaal was niets minder dan een tumor. Een tumor die zich in deze gebrekkige wereld genesteld had en zich steeds verder verspreidde: Fawn en de Valkyrie. En het was te laat voor antibiotica. Het was te laat voor enig ander bestaande remedie.
Takken kraakten onder haar hoeven. Vogels vlogen schichtig op door de naderende stappen. Een stille wind draaide gretig door haar zwarte geklitte manen. De bloederige geuren, de angstaanjagende atmosfeer. Alsof de wereld om dat ene wezen heen voortbewoog, ronddraaide als de planeten rond de zon deden. Dit was haár wereld. Simpelweg met éen enkele gedachten geclaimd als het hare. Er moesten enkel nog wat kleine dingetjes gebeuren om de onwetende bewoners van deze wereld het te doen beseffen.
Een afspraak, een ontmoeting... en het zou geregeld zijn, Azacar. Nog even en alle gebreken zouden genezen zijn, slechts een herinnering die vroeg of laat zou vervagen. De waarheid zou achterblijven. De waarheid waar deze wereld uit zou gaan bestaan. Nog even... Ze keek op. Een glimlach trok rond haar gezicht, de pisgele ogen opengesperd, gericht op die ene schim, dat ene wezen. Het beeld van de open plek – de schaduwrijke boomrand, het kietelende gras, de suizende wind - de details van waar ze stond werden niet in haar zicht opgenomen. Bewust was ze enkel van haarzelf en van de weldra verschijnende hengst.
Als de wereld eens wist dat met enkel deze ontmoeting een einde zou komen aan de rust, de vrede in Dream Horses.
Het ravenzwarte lichaam van de merrie draaide zich. De mondhoeken van de merrie lichtjes opgekruld, haar nietszeggende ogen als twee bodemloze putten gevuld met pis zijn kant op kijkend. Heldere, vriendelijke, beleefde klanken als een melodie zijn kant op begeleidend. Alsof er een onzichtbaar orkest achter haar een magische symfonie speelde. ‘Wat fijn om je eindelijk op formele wijze te ontmoeten, Sir. Azacar.’
Als de wereld eens wist… maar zo zat het niet in elkaar.
[Azacar &Fawn]
Goud oplichtende ogen keken op. Witte tanden lachten zich bloot, de inktzwarte hemel tegemoet.
Deze kwaal was niets minder dan een tumor. Een tumor die zich in deze gebrekkige wereld genesteld had en zich steeds verder verspreidde: Fawn en de Valkyrie. En het was te laat voor antibiotica. Het was te laat voor enig ander bestaande remedie.
Takken kraakten onder haar hoeven. Vogels vlogen schichtig op door de naderende stappen. Een stille wind draaide gretig door haar zwarte geklitte manen. De bloederige geuren, de angstaanjagende atmosfeer. Alsof de wereld om dat ene wezen heen voortbewoog, ronddraaide als de planeten rond de zon deden. Dit was haár wereld. Simpelweg met éen enkele gedachten geclaimd als het hare. Er moesten enkel nog wat kleine dingetjes gebeuren om de onwetende bewoners van deze wereld het te doen beseffen.
Een afspraak, een ontmoeting... en het zou geregeld zijn, Azacar. Nog even en alle gebreken zouden genezen zijn, slechts een herinnering die vroeg of laat zou vervagen. De waarheid zou achterblijven. De waarheid waar deze wereld uit zou gaan bestaan. Nog even... Ze keek op. Een glimlach trok rond haar gezicht, de pisgele ogen opengesperd, gericht op die ene schim, dat ene wezen. Het beeld van de open plek – de schaduwrijke boomrand, het kietelende gras, de suizende wind - de details van waar ze stond werden niet in haar zicht opgenomen. Bewust was ze enkel van haarzelf en van de weldra verschijnende hengst.
Als de wereld eens wist dat met enkel deze ontmoeting een einde zou komen aan de rust, de vrede in Dream Horses.
Het ravenzwarte lichaam van de merrie draaide zich. De mondhoeken van de merrie lichtjes opgekruld, haar nietszeggende ogen als twee bodemloze putten gevuld met pis zijn kant op kijkend. Heldere, vriendelijke, beleefde klanken als een melodie zijn kant op begeleidend. Alsof er een onzichtbaar orkest achter haar een magische symfonie speelde. ‘Wat fijn om je eindelijk op formele wijze te ontmoeten, Sir. Azacar.’
Als de wereld eens wist… maar zo zat het niet in elkaar.
[Azacar &Fawn]
Laatst aangepast door Fawn op vr 12 aug - 6:45; in totaal 1 keer bewerkt