Maanden waren voorbij gegaan en haar buik was alsmaar dikker geworden. Een klein wonder in haar was gaan groeien. Ze had het verzwegen voor anderen. Het was alleen haar zaak. Haar veulen, haar bloed. Ze had heel bewust de keuze genomen om het te verzwijgen. Niemand moest zich moeien met haar keuze en paarden waren zulke vreemde wezens. Wezens die het leuk vonden hun neus in andermans zaken te steken. Fontanella's oren stonden strak naar achteren. Haar grijze ogen stonden gespannen. Nu wist ze weer waarom ze ooit had gezworen nooit nog een veulen te krijgen. Maar nu zou ze iets kleins van haar eigen hebben. Een klein wonder dat in haar baarmoeder was beginnen te groeien. Eentje met een onbekende vader. Fonta wist wel wie de vader was maar niemand anders zou het weten. Ze zette haar lichaam weer in beweging. Haar passen waren krachtig en uitgestrekt. Haar spieren bolden onder haar vacht. Haar bolle buik bewoog mee op het tempo van haar galop. Haar zwarte manen en staart wapperden achter haar aan.
Ze ging over in een zweverig drafje en keek uit over het korenveld. Het gebied was uitgestrekt met hier en daar een boom. Fontanella wist een weg naar een veilige plek. Een plek waar ze haar veulen veilig ter wereld kon brengen. Ze draafde door het korenveld heen. Ze plette het koren onder haar hoeven. Sommigen vlogen weer recht waardoor je amper zag dat er een paar door was gegaan. Het koren stond nog niet heel hoog dus dat was handig. Ze wist perfect waar ze heen ging. Haar ogen kregen een enigszins rustige uitdrukking. Maar de weeën kwamen op. Ze trok een krampachtige blik maar trok haar gezicht al snel terug in de plooi. Ze wist hoe het ging om een veulen te krijgen. Ze had het al een keer eerder gedaan en toen was het veulen groter geweest. Misschien leek dit veulen wel meer op haar. Ze hoopte er wel op. Qua karakter maakte het haar niet veel uit. Ze wist dat het zowieso een speciaal geval zou worden, net als haar moeder. Ook haar opvoeding zou geen basis opvoeding worden. Fontanella had zo haar eigen manier van opvoeden. Eentje waarbij ze haar veulen fouten zou laten maken. Toch zou ze het kleintje nooit in gevaar brengen en zou ze altijd in de buurt blijven.
Eindelijk was ze er. Het koren was er plat gedrukt en lag in de perfect vorm. Ze lag met haar hals uitgestrekt en had haar ogen gesloten. Heerlijk die rust. Ze wachtte af. Wachtte op het veulen. De weeën werden erger. Ze wist dat het moest gaan gebeuren. Ze klemde haar kaken opeen en perste. Ze brieste en hief haar hoofd even op. Waarom moesten veulens toch altijd tegenwerken op het gebied van geboren worden? Ze haalde sneller adem als normaal. Ze probeerde zichzelf onder controle te houden en perste nogmaals. Met alle kracht die ze bezat perste ze. Ze voelde de voorhoefjes komen. Eindelijk, er kwam schot in de zaak. Zodra het hoofdje er zou zijn zou het makkelijker moeten gaan. Maar er kwam niets. Fontanella zuchtte en perste nog harder. Daar kwam het hoofdje. Nu zou het niet lang meer duren of het veulen was geboren.
Een bruin hoopje lag op de grond. Fontanella zuchtte uitgeput maar stond toch recht. Ze brieste zachtjes en duwde haar neus even tegen het veulen aan. Het had het vlies al gescheurd en ademde. Fontanella had een trotse blik in haar ogen. Toch bleven haar oren tegen haar schedel aan gedrukt. Ze begon het veulen droog te likken. Straks vatte het nog een koutje. Zachtjes sprak ze het merrieveulen de naam "Lidah" toe. Zo zou ze vanaf nu heten en voor altijd.
Zodra het veulen droog genoeg was wachtte Fonta af tot het veulen recht zou staan. Het duurde een tijdje maar ze bleef geduldig wachten. Ondertussen knabbelde ze wat ongeïnteresseerd aan de koren die er stonden. Ze moest toch iets doen in de tussentijd dat het kleintje probeerde recht te staan.
Ze ging over in een zweverig drafje en keek uit over het korenveld. Het gebied was uitgestrekt met hier en daar een boom. Fontanella wist een weg naar een veilige plek. Een plek waar ze haar veulen veilig ter wereld kon brengen. Ze draafde door het korenveld heen. Ze plette het koren onder haar hoeven. Sommigen vlogen weer recht waardoor je amper zag dat er een paar door was gegaan. Het koren stond nog niet heel hoog dus dat was handig. Ze wist perfect waar ze heen ging. Haar ogen kregen een enigszins rustige uitdrukking. Maar de weeën kwamen op. Ze trok een krampachtige blik maar trok haar gezicht al snel terug in de plooi. Ze wist hoe het ging om een veulen te krijgen. Ze had het al een keer eerder gedaan en toen was het veulen groter geweest. Misschien leek dit veulen wel meer op haar. Ze hoopte er wel op. Qua karakter maakte het haar niet veel uit. Ze wist dat het zowieso een speciaal geval zou worden, net als haar moeder. Ook haar opvoeding zou geen basis opvoeding worden. Fontanella had zo haar eigen manier van opvoeden. Eentje waarbij ze haar veulen fouten zou laten maken. Toch zou ze het kleintje nooit in gevaar brengen en zou ze altijd in de buurt blijven.
Eindelijk was ze er. Het koren was er plat gedrukt en lag in de perfect vorm. Ze lag met haar hals uitgestrekt en had haar ogen gesloten. Heerlijk die rust. Ze wachtte af. Wachtte op het veulen. De weeën werden erger. Ze wist dat het moest gaan gebeuren. Ze klemde haar kaken opeen en perste. Ze brieste en hief haar hoofd even op. Waarom moesten veulens toch altijd tegenwerken op het gebied van geboren worden? Ze haalde sneller adem als normaal. Ze probeerde zichzelf onder controle te houden en perste nogmaals. Met alle kracht die ze bezat perste ze. Ze voelde de voorhoefjes komen. Eindelijk, er kwam schot in de zaak. Zodra het hoofdje er zou zijn zou het makkelijker moeten gaan. Maar er kwam niets. Fontanella zuchtte en perste nog harder. Daar kwam het hoofdje. Nu zou het niet lang meer duren of het veulen was geboren.
Een bruin hoopje lag op de grond. Fontanella zuchtte uitgeput maar stond toch recht. Ze brieste zachtjes en duwde haar neus even tegen het veulen aan. Het had het vlies al gescheurd en ademde. Fontanella had een trotse blik in haar ogen. Toch bleven haar oren tegen haar schedel aan gedrukt. Ze begon het veulen droog te likken. Straks vatte het nog een koutje. Zachtjes sprak ze het merrieveulen de naam "Lidah" toe. Zo zou ze vanaf nu heten en voor altijd.
Zodra het veulen droog genoeg was wachtte Fonta af tot het veulen recht zou staan. Het duurde een tijdje maar ze bleef geduldig wachten. Ondertussen knabbelde ze wat ongeïnteresseerd aan de koren die er stonden. Ze moest toch iets doen in de tussentijd dat het kleintje probeerde recht te staan.