Struikelende passen brachten het veulen voort. Zijn gedachten raasden als een of andere malloot door zijn hoofd, waardoor een hoofdpijn niet te onderdrukken viel. Wat er was gebeurd wist hij niet meer, hij wist alleen dat zijn ouders weg waren, en dat hij bang was. Zijn passen leken wel kruipend terwijl hij zich met moeite voortbracht, waar was hij nu weer terechtgekomen? Het was een droog, dor gebied, met weinig begroeiing, alleen hier en daar een dorre plant, waar Lawson niks aan had. Lawson was de naam van het hengstenveulen, een naam die vroeger gekend was, maar nu al wel vergeten zou zijn. Een wanhopige hinnik werd uitgebracht, een hinnik die alleen in uiterste nood werd uitgebracht. Niet dat die ver zou weerklinken, hij was zwak, en zijn hinnik klonk ook zo, zwak, met weinig kracht. Weer zette hij een stapje verder, wetend dat het niet veel uitmaakte, of hij die stap nu zette, of niet, er ging niet opeens gras en water, en ouders verschijnen, nee, dat zou dus niet gebeuren. Toch liep hij met kleine nietszeggende stapjes door, waarom wist ij niet, waarschijnlijk wou hij gewoon niet opgeven. Een kuchje was te horen, gevold door nog een hinnik, eentje die net als die voorheen klonk, alleen nog zwakker, en nog wanhopiger, ´Help, alsjeblieft,´ sprak hij, waarna een traan over zijn wang rolde. Maar bij het horen van hoefgetrappel, zwaar hoefgetrappel en een gemene lach zoals dat van een slecht paard dreef de angst hem op om sneller te gaan lopen. Hij bracht er een klein drafje van af en hoorde gelukkig het gelach en hoefgetrappel al vervagen, had hij zich dat ingebeeld, of was het nu echt waar geweest? Hij had het toch echt gehoord, maar het was zo snel weggeweest. En ook die gedachte alleen al maakte hem bang, wat als het echt was, maar hij merkte het niet, of wat als het niet echt was, en hij gedreven werd door angst, Hij schudde met zijn hoofd, een handeling die ook nog maar moeilijk ging, en stapte verward en moe verder. Een soort van kruipend, met een bange blik, zijn tong liet hij over zijn lippen glijden, beide waren zo droog als wat en voelden ruw aan. Ook zijn maag begon hevig te knorren, maar dat was iets wat hij onderdrukte, hij moest hier weg, zo snel mogelijk, anders zou hij het helemaal niet maken. Zijn blik gleed nog eens over het gebied terwijl hij moeizaam nog een stap zette, en nog een, en nog een, En opeens struikelde hij over zijn eigen voeten. Hij viel om en deed zijn best om recht te komen, wat half lukte, bijna, je Bente r bijna, sprak hij zichzelf toe. Maar de kracht vloog opeens weer weg en hij zakte door zijn benen heen, hij kon blijven proberen, of op hulp wachten, Maar nu leken alle twee de dingen hulpeloos en onmogelijk in zijn dingen. Hij zou nog een keer proberen, en als het dan niet lukte was het voorbij. Hij zette zijn voorbenen voor zich uit en duwde zich af, nu zat hij net als een hond, zo ging het nog wel. Vervolgens duwde hij zich af met zijn achterbenen, en kijk! Hij stond, maar het geluk was niet voor lang. Hij viel al snel weer met een smak tegen de grond, en liet vervolgens nog een wanhoop hinnik uit. Hij moest hulp hebben, nu!
-Voor de allerliefste Sultan-
-Voor de allerliefste Sultan-