Zijn hoofd deinde op en neer als een schip bij iedere pas die hij zette. De wind sleurde aan hem en smeekte hem haast om naar links te gaan, of zijn spieren te ontspannen zodat de sterke storm hem mee kon nemen, maar hij was geen opgever hij zette door. ,,Gewoon een kwestie van de juiste hefboom vinden.’’ Mompelde hij tegen zichzelf, een wat? Een hefboom natuurlijk! Hij stond stil zijn hoofd in de lucht. Hij moest niet langs de storm op proberen te lopen, hij moest met die wind mee, met de sneeuw mee. Dus draaide hij zijn lichaam een kwart en begon haast opgewekt met de wind mee te lopen. Je zou haast denken dat de kettingachtige sliert in zijn manen eruit zou waaien maar hij bleef zitten, wonder boven wonder. Hij zat zo vast gewikkeld in zijn manen dat hij bleef zitten, voor altijd en ooit. De hoofdband die boven zijn ogen zat, zat ook vast, die vloog er in elk geval niet af. Dan had je nog de band die los om zijn buik zat, met een takje erin, het takje diende dus als zwaard. Nou ja, hij had er ooit een takje in gedropt en intussen had dat ene takje vele opvolgers gehad. Eigenlijk was het niet zo’n heel dik en stevig takje en brak het bij de eerste de beste klap die het uitdeelde, maar het ging om de vorm. Aangezien de band om zijn buik dus behoorlijk los zat gleed deze nogal eens naar beneden waardoor het takje zo nu en dan zijn been een klein beetje bestookte met prikjes, zo heel lang was het takje nou ook weer niet. De band schoof nu echter door die voordurende wind tegen zijn voorbenen aan. Jack vloekte uitbundig toen de band weer eens naar beneden zakte, hij boog onhandig zijn hals en strekte al zijn nekspieren, of brak. Zijn tanden sloot hij om de leren band en hij trok het ding omhoog, tot hij een paar botjes hoorde kraken, eventjes dacht hij dat hij gewoon op een wat zachter stuk van de sneeuw stapte dat knerpte, haast vrolijk in zijn oren, maar toen besefte hij met een pijnlijk gezicht dat het zijn nek was. Hij gaf de band een laatste ruk en trok zijn hals weg, nu zat de band weer op zijn plaats. Hij strekte zijn hals. ,,This is the day that you almost remember as the day you almost broke youre beautiful neck Jack…’’ Stupid him. De woorden waren een soort gewoonte geworden. Dus strompelde hij verder, vloekend en scheldend strompelde hij verder, dat gevloek en gescheld kwam vooral aan bod als hij weer eens uitgleed over de gladde sneeuw. Uiteindelijk ging de woeste storm enigszins liggen en kon hij weer wat anders zien voor hem dan alleen die lange periode van wit, sneeuw en nog meer wit. Niet dat hij nu veel anders zag, maar de merrie in zijn gezichtsveld was anders wit, geliger wit. Dankzij de stomme sneeuw had hij niet in de gaten hoe dicht hij bij de merrie was, dat had hij pas in de gaten toen hij een klap voelde en hij merkte dat hij tegen een of andere merrie aan was gelopen. ,,Kijk uit ja!’’ Bromde hij, niet weinig onterecht.
~En Fether~