‘Noses, rot op. Alsjeblieft.’ de wanhopige stem was afkomstig van Aaliyah, de goudgekleurde palomino merrie, zonder manen, zonder voorpluk, en iets wat je amper een staart kon noemen. De staart hoorde iets van lichtgoud tot donkergoud te zijn, dat donkere in het puntje van de haren, dat lichte bijna overal, maar vooral nu was alles bedekt met modder. Stinkende, vieze, vette, kleverige modder. Ook haar benen waren standaard bruin, als de modder opdroogde op de huid, in de keren dat je dan een keertje wel in de zon stond, dan voelde dat niet prettig, vooral niet als je dan weer begon met lopen: Het brak af, brokkelde naar beneden maar bleef toch aan de gevoeligste haartjes kleven, bij Aaliyah waren dat haar vetlokken, die hier en daar toch aardig wat stookten achter haar hoeven. Prettig was anders.
Het was lekker warm. De temperatuur was verdeeld door de schaduwrijke plaatsjes, de drab werkte goed in z’n voordeel mocht je willen afkoelen. In Aaliyah’s geval wilde ze juist even ontsnappen aan de nattigheid van de modder, en stond ze op een best droog stukje grond waar zelfs gras groeide waar ze aan kon knabbelen. Als Noses dan niet alles stukvrat. Die leek geen oog te hebben om warm te worden, die was bezig met zichzelf te vermaken, aangezien Aaliyah niet bijzonder genoeg was. Daarom vroeg Aaliyah zich ook af waarom Noses bij haar bleef hangen als een irritante bromvlieg. Ze was hier tenslotte om ook te patrouilleren. Als leidster gaf ze wel lekker het goede voorbeeld. Wat maar goed was: Ze had alleen Kay gezien die werkte. Misschien liep ze haar andere leden gewoon een keertje mis, maar ze maakt zich wel zorgen om het feit dat ze al twee dagen niets van ze had gezien of geroken. Maar alsnog: Fouten maken was menselijk, en ze kon er ook flink naast zitten.
Aaliyah’s ego moest flink bekennen dat ze de titel ‘Horcrux op oorlogspad’ wel zag zitten. De titel sprak voor zich, en ze had de titel niet beter kunnen verzinnen. Het heerlijke was aan dit alles was dat er eindelijk actie zou plaatsvinden, er zouden geen harde woorden plaatsvinden. Af en toe moest het bloed ook vloeien, vooral bij de hardleerse onder dreamhorses.
Ze stopte zich zorgen te maken over welke domme knurften nu wel of niet het moeras durfden te betreden; kwam ze er eentje tegen dan zou ze er iets tegen doen. Nu voelde ze de schaduw gemengd met de warme zon op haar ruggetje, en had ze gras onder haar modderige voeten. Haar ogen richtten zich op het jonge hert dat al zoveel veranderd was sinds Aaliyah haar had gezien. Het was opmerkelijk, en toch logisch; Aal had de moeder vermoord. Ach, die kwam er wel overheen. Een kleine grijns bereikte haar lippen, haar hals ging naar beneden en rustig at ze een beetje niets-smakend gras. Zolang het lekker was was ze tevreden.
De hinnik die haar ruw wekte liet haar weten dat er iemand was dat stond te popelen om mee te doen en te joinen in de Horcrux. Het was eigenlijk jammer dat ze ze nodig had; er zaten, of hebben gezeten, toch Een of twee imbecielen erin, waar ze haar twijfels een beetje over had. Maar oke, op naar de volgende individu om haar te plezieren. Noses ging, uiteraard, niet mee. 'Rot op,' sprak ze koud. Haar tanden werden ontbloot als waarschuwing, en nadat ze Noses beet snapte die de hint wel. En die kon gewoon weg komen uit het moeras, over beesten wegjagen had Aaliyah niets over gezegd.
De gouden merrie sprong het modderbad weer in, nam een beetje spijtig afscheid van de zon en liep daarna verder in de richting waar ze meende de hinnik te hebben gehoord. Aan de ene kant vroeg ze zich af hoe de merrie in hun gebied was gekomen, maar omdat dat er niets toe deed schudde ze die gedachte snel van zich af. Haar ogen gleden door het oppervlak terwijl ze met enige moeite voortkwam. Het paard had niet bepaald de mooiste plek gekozen om te hinniken: Vanaf Aaliyahs kant was het niet goed, en moeilijk te bereiken, zelfs nu ze al een flinke omweg had genomen. Het pad was zwaar, beetje slijmerig door de doode planten in het water, en bovendien kwam er een witte zwavelmist opzetten dat het hele moeras vulde. Dit zou het moeilijk kunnen maken om het te vinden.
Er kwamen meer bomen op haar pad, dode, uitgedroogde bomen die hun beste jaren allang achter de rug hadden. Zigzaggend tussen de bomen kwam ze steeds meer bijna-vast te zitten, de groen/bruine modder werd zwaarder en trok haar naar beneden. Desondanks was het niet diep. Ze was daarom ook een grote akhal, zo leek alles minder diep dan voor een schetlander. Grappig.
Ze kromde haar hals terwijl ze begon te galopperen. Ze was bij een grote modderbende uitgekomen, aarde dat het water opzoog en kapot nat werd zodat het echt niet makkelijk was om normaal te lopen; daar liep je te langzaam voor.
Zodra ze dat achter de ruhg had was ze dicht bij de merrie uitgekomen, ze was haar vanachteren genaderd. De eerste indruk van de merrie was 'schattig'. Daar kon ze niets aan doen, het was gewoon zo.
Met een kuch kondigde ze aan dat ze was gearriveerd, ze merkte op dat ze groter was dan de merrie, best wel veel groter. In het voorbijgaan zwiepte de kletsnatte staart tegen de merrie haar borst, wat haar witte vacht meteen liet kleuren. Nadat ze goed en wel stond rees ze haar hoofd. 'Dus deze merrie wil de Horcrux in?' vroeg ze met een rustige stem. 'Want dan kan ik je verzekeren dat jouw witte vachtje niet altijd wit kan blijven.' Aaliyah bekeek de merrie nog eens uitvoerig voordat ze wachtte tot ze alles te horen kreeg van deze snoezige pony.
Af, en sorry voor evt. typfouten: ik had de laatste helft op bb getypt